Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „graciele“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: gracieus , grabbelen , grabbel , graaien , gratie , grazen , gravin , graven , gratis , grapje , grande und gracht

gra·ci·eus <gracieuze, gracieuzer, meest gracieus> [ɣraʃøs] ADJ

grab·be·len <grabbelde, h. gegrabbeld> [ɣrɑbələ(n)] VERB intr

1. grabbelen (grijpen):

grapschen ugs

2. grabbelen (rondtasten, in iets woelen):

grabbeln nordd

gra·tie [ɣra(t)si] SUBST f geen Pl

1. gratie (bevalligheid):

Anmut f

Grazie f

haar bewegingen zijn vol gratie

ihre Bewegungen stecken voller Anmut

2. gratie (gunst):

Gunst f

Gnade f

bij Gods gratie

von Gottes Gnaden

bij iem in de gratie zijn

in jds Gunst Dat stehen

bij iem uit de gratie raken

jds Gunst verlieren

3. gratie (genade):

Gnade f

gratie jur.

koning bij de gratie Gods

König von Gottes Gnaden

de koning heeft het recht van gratie

der König hat das Begnadigungsrecht

iem gratie verlenen

gratie vragen

um Begnadigung bitten

4. gratie (godin):

Grazie f

de drie gratiën

die drei Grazien Pl

graai·en¹ <graaide, h. gegraaid> [ɣrajə(n)] VERB trans (wegkapen)

krallen sl

grab·bel [ɣrɑbəl]

te grabbel gooien übtr

zum Fenster hinauswerfen übtr ugs

te grabbel gooien übtr

zijn goede naam te grabbel gooien

seinen guten Ruf leichtfertig aufs Spiel setzen

gracht <gracht|en> [ɣrɑxt] SUBST f

1. gracht:

gracht ((ring)kanaal)

Kanal m

gracht (in Nederlandse steden)

Gracht f

gracht (rond kasteel)

Graben m

een oude binnenstad met grachten

eine Altstadt mit Kanälen

een oude binnenstad met grachten (in Nederland)

eine Altstadt mit Grachten

2. gracht (de straat erlangs):

Gracht f

hij woont op de Oude Gracht

er wohnt an der Oude Gracht

3. gracht (bewoners):

Grachtbewohner Pl

de hele gracht liep uit

alle Grachtbewohner waren auf den Beinen

gran·de <grande|s> [ɡrɑ̃də] SUBST m

Grande m

grap·je <grapje|s> [ɣrɑpjə] SUBST nt

Scherz m

Spaß m

niet tegen een grapje kunnen

keinen Spaß vertragen können

gra·tis [ɣratɪs] ADJ

gratis adm.

gratis thuis bezorgd

Lieferung frei Haus

gratis entree

het gratis exemplaar/bier

das Freiexemplar/Freibier

de gratis voorstelling

die Gratisvorstellung

gra·ven¹ <groef, h. gegraven> [ɣravə(n)] VERB trans

graven (met spade ook)

graven mijnw.

een gat/tunnel graven

ein Loch/einen Tunnel graben

goud graven

gra·vin <gravin|nen> [ɣravɪn] SUBST f

Gräfin f

gravin (ongehuwde nakomelinge van een graaf)

Komtess(e) f

gra·zen¹ <graasde, h. gegraasd> [ɣrazə(n)] VERB intr

1. grazen (gras eten):

2. grazen (grasduinen):

hij heeft mij te grazen genomen

er hat mich reingelegt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski