Übersetzungen für „groeten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

groe·ten <groette, h. gegroet> [ɣrutə(n)] VERB trans

1. groeten (gedag zeggen):

groeten

grüßen

elkaar groeten op straat

sich auf der Straße grüßen

ik groet je!

ich danke!

vader laat u groeten

Vater lässt (Sie) grüßen form

iem laten groeten

jdm Grüße ausrichten [o. bestellen]

wees gegroet

sei gegrüßt

2. groeten gesch.:

groeten

salutieren

Beispielsätze für groeten

de groeten! (afscheid)

tschüs(s)!

elkaar groeten op straat

sich auf der Straße grüßen

vader laat u groeten

Vater lässt (Sie) grüßen form

iems groeten overbrengen

Grüße von jdm übermitteln [o. bestellen]

de groeten doen

Grüße bestellen

met vriendelijke groeten

mit freundlichen Grüßen

iem eerbiedig groeten

jdn ehrerbietig grüßen

iem groeten overbrengen

jdm Grüße ausrichten [o. bestellen]

iem laten groeten

jdm Grüße ausrichten [o. bestellen]

elkaar groeten/helpen

sich (gegenseitig) grüßen/helfen

je krijgt de groeten van …

viele Grüße von …

doe hem de groeten terug! (als antwoord, compensatie doen)

grüß ihn zurück!

de groeten aan je vrouw!

grüß deine Frau schön von mir!

hij doet je de hartelijke groeten

er lässt dich herzlich grüßen

je moet de groeten hebben van hem

ich soll dich von ihm grüßen