Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Oliver“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

zui·ver: Adjektiv und Adverb
lie·ver: Adverb
le·ver: Nomen
oe·ver: Nomen
om·ver: Adverb
stui·ver: Nomen
oli·ën: Verb
olijf: Nomen
olijk: Adjektiv und Adverb
ver·ver: Nomen
er·over: Adverb
ser·ver: Nomen
be·ver: Nomen
co·ver: Nomen
ge·ver: Nomen
ha·ver: Nomen
ij·ver: Nomen
ke·ver: Nomen
we·ver: Nomen
ze·ver: Nomen

Meintest du vielleicht: omver , oever , lever , liever , zuiver , stuiver , rover , pover , zover , zever , wever , kever , ijver , haver , gever , cover , bever , server , erover , verver , olijk , olijf und oliën

zui·ver <zuivere, zuiverder, zuiverst> [zœyvər] ADJ

rein

zuiver (schoon)

een zuiver glas

ein sauberes Glas

dat is geen zuivere koffie übtr

da ist was faul

dat is zuiver toeval

das ist purer [o. reiner] Zufall

de zuivere winst

lie·ver [livər] ADV

1. liever (bij voorkeur):

eher

hij liever dan ik

lieber er als ich

iem liever zien gaan dan komen

jdn am liebsten von hinten sehen

ik drink liever koffie dan thee

ich trinke lieber Kaffee als Tee

niets liever wensen dan

nichts lieber wünschen als

2. liever (veeleer):

eher

laat mij het liever doen

überlass das lieber mir

laat ik liever zeggen [o. liever gezegd ]

richtiger [o. besser] gesagt

le·ver <lever|s> [levər] SUBST f

Leber f

hij heeft het aan zijn [o. de] lever

er ist leberkrank

gebakken lever

gebratene Leber f

fris/vers van de lever übtr

frei/frisch von der Leber weg

iets op zijn lever hebben

etw auf dem Herzen haben

oe·ver <oever|s> [uvər] SUBST m

Ufer nt

de rivier treedt buiten haar oevers

der Fluss tritt über die Ufer

om·ver [ɔmvɛr] ADV

um-

nieder-

über den Haufen ugs

stui·ver <stuiver|s> [stœyvər] SUBST m

5-Cent-Münze f

daar is een aardige stuiver mee te verdienen übtr

damit lässt sich eine hübsche Stange Geld verdienen

geen stuiver waard zijn übtr

keinen Cent [o. Pfennig] wert sein

oli·ën <oliede, h. geolied> [olijə(n)] VERB trans

geolied papier

een goed geolied bedrijf übtr

ein gut laufender Betrieb

olijf <olijven> [olɛif] SUBST f (vrucht)

Olive f

olijk <olijke, olijker, olijkst> [olək] ADJ

olijk ugs

ver·ver <verver|s> [vɛrvər] SUBST m

verver (textiel)

Färber m

verver (huisschilder)

er·over [ɛrovər] ADV

drüber ugs

hij gaat erover übtr

er ist dafür zuständig

zand erover übtr ugs

Schwamm drüber ugs

ser·ver <server|s> [sʏːrvər] SUBST m

Server m

be·ver <bever|s> [bevər] SUBST m

Biber m

co·ver <cover|s> [kɑvər, kɔvər] SUBST nt of m

1. cover:

cover (hoes, omslag)

Cover nt

cover (van een boek)

cover (van een plaat)

Plattenhülle f

cover (van een tijdschrift)

2. cover (coverversie):

ge·ver <gever|s> [ɣevər] SUBST m

Spender m

een gulle gever

ein großzügiger Spender

ha·ver [havər] SUBST f geen Pl

Hafer m

wilde haver

van haver tot gort (kennen)

in- und auswendig

van haver tot gort (vertellen)

bis in die kleinsten Einzelheiten

ij·ver [ɛivər] SUBST m geen Pl

1. ijver:

ijver (vlijt)

Fleiß m

ijver (bedrijvigheid)

2. ijver (geestdrift):

Eifer m

in alle ijver

vol ijver aan iets werken

mit Feuereifer an etw Dat arbeiten

ke·ver <kever|s> [kevər] SUBST m (insect)

Käfer m

we·ver <wever|s> [wevər] SUBST m

Weber m

ze·ver [zevər] SUBST m geen Pl

1. zever:

zever (speeksel)

Sabber m ugs

zever (bij dieren en woedende mensen)

Geifer m

2. zever (kletspraat):

Geschwafel nt ugs

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski