Übersetzungen für „RTL“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

rel <rel|len> [rɛl] SUBST m (opstootje)

rel

Krawall m ugs

rel

Tumult m

een rel schoppen [o. trappen ]

Krawall machen ugs

dat heeft tot een flinke rel geleid

da hat es dann ordentlich geknallt ugs

deze toneelvoorstelling is een hele rel geworden

diese Theateraufführung hat viel Staub aufgewirbelt

ril¹ <ril|len> [rɪl] SUBST m (rilling)

ril

Zittern nt

rol <rol|len> [rɔl] SUBST f

1. rol theat.:

rol

Rolle f

zijn rol is uitgespeeld übtr

er hat seine Rolle ausgespielt

de rollen omkeren

die Rollen (ver)tauschen

een rol spelen übtr (zaken)

eine Rolle spielen

een rol spelen (zich voordoen als)

sich ausgeben für +Akk

uit zijn rol vallen übtr

aus der Rolle fallen

2. rol:

rol (opgerolde hoeveelheid van iets)

Rolle f

rol (stof)

Ballen m

een rol behang

eine Tapetenrolle

3. rol:

rol (rolrond stuk materiaal)

Rolle f

rol (van een schrijfmachine)

Walze f

4. rol (individueel gedrag in een sociale omgeving):

rol

Rolle f

de rol van de vrouw

die Rolle der Frau

5. rol (functie):

rol

Rolle f

de rol van de kerk in deze tijd

die Rolle der Kirche in dieser Zeit

op de rol plaatsen jur.

einen gerichtlichen Termin anberaumen für +Akk

rul <rulle, ruller, rulst> [rʏl] ADJ

rul

locker

de rulle sneeuw

der Pulverschnee

het rulle zand

der lose Sand

rail <rail|s> [rel] SUBST f

1. rail (spoorstaaf):

rail

Schiene f

de trein liep uit de rails

der Zug entgleiste

de rails

das Gleis

de rails

die Gleise Pl

de rails

die Schienen Pl

2. rail:

rail (spoor)

Gleis nt

rail (spoorweg)

Eisenbahn f

per rail

mit der Bahn

3. rail (richel om iets langs te schuiven):

rail

Schiene f

ruil <ruil|en> [rœyl] SUBST m

1. ruil:

ruil (het ruilen)

Tausch m

ruil (uitwisseling)

Austausch m

iets in ruil geven

etw (ein)tauschen

in ruil voor/tegen

im Tausch für/gegen +Akk

iets in ruil aanbieden

etw zum Tausch anbieten

nieuw in ruil voor oud

alt gegen neu

2. ruil (handeling van ruilen):

ruil

Tausch m

ruil

Tauschgeschäft nt

met iem een ruil aangaan

ein Tauschgeschäft mit jdm machen

een goede ruil doen

einen guten Tausch machen

ra·to [rato]

naar rato

verhältnismäßig

naar rato

im Verhältnis

rats [rɑts] SUBST f geen Pl

in de rats zitten (problemen)

in der Patsche stecken ugs

in de rats zitten (problemen)

in der Tinte sitzen ugs

in de rats zitten (angst)

Bammel haben ugs

rats, kuch en bonen

Kommissfraß m abw ugs

rats, kuch en bonen

Soldatenfraß m abw ugs

rits <rits|en> [rɪts] SUBST f

1. rits (sluiting):

rits

Reißverschluss m

2. rits:

rits (insnijding)

Einschnitt m

rits (insnijding)

Schnitt m

rits (inkrassing)

Ritz m

3. rits (serie, rij):

rits

Reihe f

een hele rits tijdschriften

eine ganze Reihe (von) Zeitschriften

rot- [rɔt] (ellendig)

rot-

Scheiß- vulg

rot-

Mist- vulg

rots <rots|en> [rɔts] SUBST f

rots

Felsen m

rots

Fels m

een rots in de branding übtr

ein fester Halt

het schip liep op een rots

das Schiff lief auf einen Felsen auf

de overhangende rots

der Überhang

atol <atol|len> [atɔl] SUBST nt of m

atol

Atoll nt

stal¹ <stal|len> [stɑl] SUBST m

stal

Stall m

stal (van varkens ook)

Koben m

koeien op stal hebben

Kühe im Stall haben

de stal ruiken ook übtr

den Stall wittern

iets van stal halen übtr

etw hervorkramen