Niederländisch » Deutsch

ge·won·nen1 [ɣəwɔnə(n)] ADJ

ge·zon·nen VERB

gezonnen volt. deelw. van zinnen¹, zinnen²

Siehe auch: zinnen , zinnen

zin·nen2 <zinde, h. gezind> [zɪnə(n)] VERB intr (aanstaan)

zin·nen1 <zon, h. gezonnen> [zɪnə(n)] VERB intr (peinzen over)

ge·roe·ze·moes [ɣəruzəmus] SUBST nt geen Pl

ge·roe·pen1 [ɣərupə(n)] ADV (voorbestemd)

be·gon·nen VERB

1. begonnen 3. Pers Pl Imperf van beginnen¹, beginnen²

2. begonnen volt. deelw. van beginnen¹, beginnen²

Siehe auch: beginnen , beginnen

be·gin·nen1 <begon, i. begonnen> [bəɣɪnə(n)] VERB trans

be·ton·nen [bətɔnə(n)] ADJ

be·zon·nen [bəzɔnə(n)] ADJ

ge·ro·ken VERB

geroken volt. deelw. van ruiken¹, ruiken²

Siehe auch: ruiken , ruiken

rui·ken2 <rook, h. geroken> [rœykə(n)] VERB intr

2. ruiken (de gedachte opwekken):

rui·ken1 <rook, h. geroken> [rœykə(n)] VERB trans

ge·han·nes [ɣəhɑnəs] SUBST nt geen Pl (geklungel)

ge·spon·nen VERB

gesponnen volt. deelw. van spinnen¹, spinnen²

Siehe auch: spinnen , spinnen

spin·nen2 <spon/spinde, h. gesponnen/gespind> [spɪnə(n)] VERB intr (katten)

spin·nen1 <spon, h. gesponnen> [spɪnə(n)] VERB trans (een web, draad vormen)

ge·rod·del [ɣərɔdəl] SUBST nt geen Pl

ge·rom·mel [ɣərɔməl] SUBST nt geen Pl

2. gerommel (het overhoophalen):

ge·rou·ti·neerd <geroutineerde, geroutineerder, geroutineerdst> [ɣərutinert] ADJ

bron·nen·bad <bronnenbad|en> SUBST nt

bron·nen·lijst <bronnenlijst|en> [brɔnə(n)lɛist] SUBST f

ge·ronk [ɣərɔŋk] SUBST nt geen Pl

1. geronk (zwaar rollend geluid):

Gedröhn(e) nt ugs

2. geronk (zwaar gesnurk):

ba·ro·nes <barones|sen> [baronɛs] SUBST f

ge·roep [ɣərup] SUBST nt geen Pl

kar·ton·nen [kɑrtɔnə(n)] ADJ attr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski