Niederländisch » Deutsch
Meintest du vielleicht: viering , vering , tering , sering , nering , lering , gering , voering , eerlang , derving , berging , hieruit und iemand

vie·ring <viering|en> [virɪŋ] SUBST f

1. viering rel.:

viering (het vieren, gevierd worden)
Feier f
viering (mis)
Zelebrierung f form

2. viering (ruimte in een kruiskerk):

viering
Vierung f

ge·ring <geringe, geringer, geringst> [ɣərɪŋ] ADJ

le·ring <lering|en> [lerɪŋ] SUBST f

2. lering (catechisatie):

lering
Katechese f

3. lering (leerstelling):

lering
Lehre f
de lering van de kerk
die Kirchenlehre

ne·ring <nering|en> [nerɪŋ] SUBST f

se·ring <sering|en> [sərɪŋ] SUBST f

te·ring <tering|en> [terɪŋ] SUBST f

1. tering (uitgaven voor levensonderhoud):

tering
≈ Lebenshaltungskosten Pl
men moet de tering naar de nering zetten Sprichw
man muss sich nach der Decke strecken ugs

2. tering (vorm van tuberculose):

tering
Schwindsucht f
krijg de tering!
du kannst mich mal! abw

ve·ring <vering|en> [verɪŋ] SUBST f

hier·uit [hirœyt] ADV

ber·ging <berging|en> [bɛrɣɪŋ] SUBST f

der·ving <derving|en> [dɛrvɪŋ] SUBST f

1. derving (gemis):

derving
Verlust m

2. derving econ.:

derving
Ausfall m

eer·lang [erlɑŋ] ADV

voe·ring <voering|en, voering|s> [vurɪŋ] SUBST f

ie·mand [imɑnt] PRON unbest Pron

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Wörterbücher durchsuchen
Beliebteste