Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Leipzig“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

lij·zig: Adjektiv und Adverb
lei·ding: Nomen
vle·zig: Adjektiv und Adverb
be·zig: Adjektiv und Adverb
ij·zig: Adjektiv und Adverb
pe·zig: Adjektiv und Adverb
rij·zig: Adjektiv und Adverb
grij·zig: Adjektiv und Adverb
prij·zig: Adjektiv und Adverb
le·dig: Adjektiv und Adverb
le·nig: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: lijzig , lenig , ledig , prijzig , grijzig , rijzig , pezig , ijzig , bezig , vlezig und leiding

lij·zig <lijzige, lijziger, lijzigst> [lɛizəx] ADJ

1. lijzig (zeurderig):

lijzig spreken

een lijzige stem

eine eintönige [o. schleppende] Stimme

2. lijzig (langzaam):

lei·ding <leiding|en> [lɛidɪŋ] SUBST f

1. leiding:

leiding (met nadruk op de verantwoordelijkheid)

Leitung f

leiding (met nadruk op aan het hoofd staan)

iem de leiding geven

jdm die Leitung [o. Führung] übergeben

leiding geven aan iem/iets

jdn/etw leiten [o. führen]

onder leiding staan van

unter der Leitung [o. Führung] stehen von

onder leiding staan van

geleitet [o. geführt] werden von

2. leiding (bestuur):

Leitung f

de leiding van de stakingsactie

die Streikleitung

3. leiding (buis, draad):

Leitung f

een elektrische leiding

eine Elektroleitung

4. leiding SPORT (koppositie):

Spitze f

Ajax heeft de leiding met 2 tegen 1

Ajax führt (mit) 2:1

de leiding nemen (de eerste plaats innemen)

sich an die Spitze setzen

de leiding nemen (in punten voor komen te staan)

die Führung übernehmen

de leiding nemen (in punten voor komen te staan)

in Führung gehen

vle·zig <vlezige, vleziger, vlezigst> [vlezəx] ADJ

vlezige handen

fleischige Hände Pl

be·zig <bezige, beziger, bezigst> [bezəx] ADJ

1. bezig (werkzaam):

hij is bezig aan zijn boek

er arbeitet an seinem Buch

net bezig zijn (iets te doen)

gerade dabei sein (etw zu tun)

2. bezig:

bezig (ijverig)

bezig (druk bezig)

emsig

bezig (druk bezig)

bezig (druk bezig)

3. bezig abw:

hij is weer bezig

er spielt sich wieder auf

hij is weer bezig

er produziert sich wieder

ij·zig <ijzige, ijziger, ijzigst> [ɛizəx] ADJ ook übtr

eisig

hij bleef er ijzig onder

er blieb eiskalt

een ijzige blik

ein eiskalter Blick

eisige Kälte f

pe·zig [pezəx] ADJ

pezig (figuur, persoon)

rij·zig <rijzige, rijziger, rijzigst> [rɛizəx] ADJ

rijzig van gestalte

grij·zig [ɣrɛizəx] ADJ

prij·zig <prijzige, prijziger, prijzigst> [prɛizəx] ADJ

teuer

le·dig <ledige, lediger, ledigst> [ledəx] ADJ

Muße-

le·nig <lenige, leniger, lenigst> [lenəx] ADJ

lenig (soepel)

lenig (buigbaar)

lenig als een kat

geschmeidig [o. behänd(e)] wie eine Katze

lenige ledematen

gelenkige [o. geschmeidige] Glieder Pl

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski