Niederländisch » Deutsch

af·ge·traind [ɑfxətrent] ADJ

be·dra·gen <bedroeg, h. bedragen> [bədraɣə(n)] VERB intr

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VERB wk ww zich gedragen

ge·van·ge·ne <gevangene|n> [ɣəvɑŋənə] SUBST m en f

1. gevangene (gevangen genomen persoon):

Gefangene(r) f(m)

2. gevangene (gedetineerde):

Gefangene(r) f(m)

ver·tra·gen1 <vertraagde, h. vertraagd> [vərtraɣə(n)] VERB trans

1. vertragen (trager maken):

af·ge·trapt [ɑfxətrɑpt] ADJ

ar·bi·tra·ge <arbitrage|s> [ɑrbitraʒə] SUBST f

1. arbitrage SPORT:

3. arbitrage econ.:

af·dra·gen <droeg af, h. afgedragen> [ɑvdraɣə(n)] VERB trans

1. afdragen (naar beneden brengen):

2. afdragen (door dragen afslijten):

af·vra·gen <vroeg zich af, h. zich afgevraagd> [ɑfraɣə(n)] VERB wk ww

afvragen zich afvragen:

aan·dra·gen <droeg aan, h. aangedragen> [andraɣə(n)] VERB trans

aan·vra·gen <vroeg aan, h. aangevraagd> [anvraɣə(n)] VERB trans

bij·dra·gen <droeg bij, h. bijgedragen> [bɛidraɣə(n)] VERB trans

2. bijdragen (bevorderlijk zijn voor):

mee·dra·gen <droeg mee, h. meegedragen> [medraɣə(n)] VERB trans

mee·vra·gen <vroeg mee, h. meegevraagd> [mevraɣə(n)] VERB trans

1. meevragen (vragen mee te gaan):

2. meevragen (uitnodigen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski