Übersetzungen für „botbreuk“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

echt·breuk [ɛxtbrøk] SUBST f geen Pl

echtbreuk

Ehebruch m

echtbreuk plegen

Ehebruch begehen

been·breuk <beenbreuk|en> [bembrøk] SUBST f

beenbreuk

Knochenbruch m

wolk·breuk <wolkbreuk|en> [wɔlɡbrøk] SUBST f

wolkbreuk

Wolkenbruch m

dam·breuk <dambreuk|en> [dɑmbrøk] SUBST f

dambreuk

Dammbruch m

breuk <breuk|en> [brøk] SUBST f

breuk

Bruch m

breuk wisk.

Bruch m

breuk wisk.

Bruchzahl f

decimale/tiendelige breuk

Zehner-/Dezimalbruch

het rekenen met breuken

die Bruchrechnung

het rekenen met breuken

das Bruchrechnen

repeterende breuk

periodische(r) Bruch m

zich een breuk aan iets tillen

sich Dat einen Bruch an etw Dat heben

het kwam tot een (openlijke) breuk tussen hen

es kam zum (offenen) Bruch zwischen ihnen

een breuk vereenvoudigen/herleiden

einen Bruch kürzen/umwandeln

af·breuk [ɑvbrøk]

iem afbreuk doen

jdn beeinträchtigen

dat doet afbreuk aan de duidelijkheid

das beeinträchtigt die Deutlichkeit

dat doet geen afbreuk aan zijn verdiensten

das schmälert seine Verdienste nicht

in·breuk <inbreuk|en> [ɪmbrøk] SUBST f

inbreuk

Eingriff m

inbreuk

Verstoß m

inbreuk maken op iems rechten

in jds Rechte eingreifen

een inbreuk op onze afspraak

ein Verstoß gegen unsere Vereinbarung

dijk·breuk <dijkbreuk|en> [dɛiɡbrøk] SUBST f

dijkbreuk

Deichbruch m

lies·breuk <liesbreuk|en> [lizbrøk] SUBST f

liesbreuk

Leistenbruch m

stem·breuk [stɛmbrøk] SUBST f geen Pl

stembreuk

Stimmbruch m

con·tract·breuk <contractbreuk|en> [kɔntrɑktbrøk] SUBST f

contractbreuk

Vertragsbruch m

contractbreuk plegen

vertragsbrüchig werden