Übersetzungen für „krutu“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

kruid <kruid|en> [krœyt] SUBST nt

1. kruid plantk.:

kruid

Kraut nt

daar is geen kruid tegen gewassen übtr

dagegen ist kein Kraut gewachsen

geneeskrachtige kruiden

heilkräftige Kräuter Pl

geneeskrachtige kruiden

Heilkräuter Pl

2. kruid (specerij):

kruid

Gewürz nt

kruid

Würzkraut nt

kruid

Gewürzkraut nt

kruiden voor het vlees

Fleischgewürze Pl

kruik <kruik|en> [krœyk] SUBST f

1. kruik (pul, vat):

kruik

Krug m

een stenen kruik

ein Tonkrug

de kruik gaat zo lang te water tot ze barst [o. breekt] Sprichw

der Krug geht so lange zum Brunnen, bis er bricht

2. kruik (bedverwarming):

kruik

Wärmflasche f

kruim <kruim|en> [krœym] SUBST nt of m of f

1. kruim (kruimel):

kruim

Krümel m

kruim

Brösel m

2. kruim (binnenste van het brood):

kruim

Krume f selten Pl

kruin <kruin|en> [krœyn] SUBST f

1. kruin (deel van het hoofd):

kruin

Wirbel m

kruin

Haarwirbel m

2. kruin (hoofd):

kruin

Kopf m

een kale kruin

eine Glatze

3. kruin:

kruin (top)

Krone f

kruin (top)

Kuppe f

kruin (top)

Spitze f

kruin (van boom ook)

Wipfel m

kruin (van berg ook)

Gipfel m

de kruin van een dijk

die Deichkrone

de witte kruinen van de golven

die weißen Schaumkronen der Wellen

4. kruin (tonsuur):

kruin

Tonsur f

kruis <kruis|en> [krœys] SUBST nt

kruis

Kreuz nt

kruis (kledingstukken)

Schritt m

kruis form (geslachtsdelen)

Schamgegend f

kruis (munten)

Vorderseite f

kruis (zinnebeeld van de kerk, ook)

Kruzifix nt

het Heilige kruis

das Heilige Kreuz

het Heilige kruis

das Kreuz Jesu Christi

een trap in zijn kruis krijgen

einen Tritt zwischen die Beine bekommen

zich in zijn kruis getast voelen übtr

sich auf den Schlips getreten fühlen

die broek is te nauw in het kruis

die Hose ist im Schritt zu eng

een kruis maken [o. slaan ] rel.

sich bekreuzigen

het is een kruis met die jongen übtr

es ist ein Kreuz [o. eine Crux] mit dem Jungen

kruis of munt gooien

Münzen werfen

het Rode kruis

das Rote Kreuz

kruit [krœyt] SUBST nt geen Pl

kruit

Schießpulver nt

kruit

Pulver nt

zijn kruit drooghouden übtr

sein Pulver trocken halten

met los kruit schieten

blind schießen

al zijn kruit verschoten hebben übtr (uitgeput)

am Ende seiner Kräfte sein

al zijn kruit verschoten hebben (geen argumenten meer hebben)

sein Pulver verschossen haben

kruk¹ <kruk|ken> [krʏk] SUBST f

1. kruk (taboeret):

kruk

Hocker m

kruk

Schemel m

2. kruk (loopstok):

kruk

Krücke f

kruk

Krückstock m

zij loopt met een kruk

sie geht an einer Krücke

3. kruk (deurknop):

kruk

Türklinke f

kruk

Türgriff m

4. kruk:

kruk (handvat)

Griff m

kruk (handvat)

Handgriff m

kruk (van paraplu, wandelstok)

Krücke f

kruk (van paraplu, wandelstok)

Knauf m

5. kruk (zwengel):

kruk

Kurbel f

krul <krul|len> [krʏl] SUBST f

1. krul (spiraalvormige ronding):

krul

Ringel m

krul

Kringel m

2. krul (haarlok):

krul

Locke f

krul

Haarlocke f

krullen in het haar zetten

(jdm [o. sich] ) die Haare aufdrehen

3. krul:

krul (gekruld haar: fijne, korte krulletjes)

Kraushaar nt kein Pl

krul (gekruld haar: fijne, korte krulletjes)

krause Haare Pl

krul (gekruld haar: grove krullen)

Locken Pl

krul (gekruld haar: grove slag)

Wellen Pl

4. krul (schaafspaan):

krul

Hobelspan m

5. krul (versiersel):

krul

Schnörkel m

een sierlijke krul onder zijn naam

ein (zierlicher) Schnörkel unter seinem Namen