Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „ontbeten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: ontberen , ontmoeten , ontbreken , ontbieden , ontbloten , ontbijten , ontketenen , ontbossen , ontbinden und ontbering

ont·be·ren <ontbeerde, h. ontbeerd> [ɔndberə(n)] VERB trans

iets moeten ontberen

auf etw Akk verzichten müssen

ont·bij·ten <ontbeet, h. ontbeten> [ɔndbɛitə(n)] VERB intr

ont·blo·ten <ontblootte, h. ontbloot> [ɔndblotə(n)] VERB trans

ont·bie·den <ontbood, h. ontboden> [ɔndbidə(n)] VERB trans

bescheiden form

een arts ontbieden

einen Arzt herbeirufen [o. kommen lassen]

iem bij zich ontbieden

jdn zu sich bestellen [o. bescheiden]

ont·bre·ken <ontbrak, h. ontbroken> [ɔndbrekə(n)] VERB intr

1. ontbreken (niet aanwezig zijn):

het ontbreekt hem aan moed

es fehlt [o. mangelt] ihm an Mut

waar het aan ontbreekt is …

woran es fehlt, ist …

het aan niets laten ontbreken

es an nichts fehlen lassen

het ontbrak onze spelers aan hardheid

die Härte fehlte unseren Spielern

er ontbreekt geld (er is een tekort)

es fehlt [o. mangelt] an Geld

er ontbreekt geld (er is geld verdwenen)

es fehlt das Geld

2. ontbreken (personen):

ont·moe·ten <ontmoette, h. ontmoet> [ɔntmutə(n)] VERB trans

1. ontmoeten (onvoorzien tegenkomen):

begegnen +Dat

iem op het station ontmoeten

jdn am Bahnhof treffen

iem op het station ontmoeten

jdm am Bahnhof begegnen

hij heeft onderweg veel vriendelijkheid ontmoet

ihm ist unterwegs viel Freundlichkeit entgegengebracht worden

2. ontmoeten (volgens afspraak treffen):

onze ploeg ontmoet morgen de landskampioen

unsere Mannschaft trifft morgen auf den Landesmeister

iem regelmatig ontmoeten

sich regelmäßig mit jdm treffen

iem voor een gesprek ontmoeten

sich mit jdm zu einem Gespräch treffen

3. ontmoeten (ondervinden):

stoßen auf +Akk

weerstand/vriendelijkheid ontmoeten

auf Widerstand stoßen/Freundlichkeit begegnen

ont·ke·te·nen <ontketende, h. ontketend> [ɔntketənə(n)] VERB trans

1. ontketenen (doen losbarsten):

entfachen form

de oorlog ontketenen

den Krieg entfesseln [o. entfachen]

2. ontketenen (van zijn ketenen bevrijden):

von den Fesseln befreien

ont·be·ring <ontbering|en> [ɔndberɪŋ] SUBST f

ont·bin·den <ontbond, h. ontbonden> [ɔndbɪndə(n)] VERB trans

1. ontbinden:

ontbinden (opheffen: huwelijk, parlement, vennootschap e.d.)

ontbinden (opheffen: contract)

rückgängig machen

ontbinden (opheffen: contract)

ontbinden (opheffen: huwelijk ook)

iem van zijn schuld ontbinden

jdn von seiner Schuld lossprechen [o. befreien]

een ontbindende voorwaarde jur.

eine auflösende [o. resolutive] Bedingung

2. ontbinden:

ontbinden wisk., nat.

in factoren ontbinden

in Faktoren zerlegen

3. ontbinden scheik.:

ontbindende krachten

zersetzende Kräfte Pl

ont·bos·sen <ontboste, h. ontbost> [ɔndbɔsə(n)] VERB trans

ontbossen (kaalslaan)

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski