Übersetzungen für „pet“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pet¹ <pet|ten> [pɛt] SUBST f

1. pet:

pet (hoofddeksel)

Mütze f

pet (met klep)

Schirmmütze f

zijn pet afnemen voor übtr

den Hut abnehmen vor (jdm)

Jan met de pet

der kleine Mann

met de pet rondgaan übtr

Geld sammeln

met de pet naar iets gooien (gissen)

ins Blaue hinein raten

met de pet naar iets gooien (slordig zijn)

pfuschen

met de pet naar iets gooien (lui zijn)

sich nicht anstrengen

het is huilen met de pet op (hopeloos)

es ist zum Heulen

het is huilen met de pet op (slecht)

es ist erbärmlich

daar neem ik mijn pet voor af! übtr

alle Achtung!

2. pet übtr (hersens):

pet

≈ Verstand m

dat gaat boven mijn pet

das geht über meinen Verstand

ik kan er met mijn pet niet bij

da steht einem der Verstand still

geen hoge pet op hebben van iem

keine hohe Meinung von jdm haben

ik zit hier met twee petten übtr

ich übe hier zwei Funktionen aus

ik zit hier met twee petten übtr

ich vertrete hier zweierlei Interessen

pet² [pɛt] ADJ

dat is zwaar pet!

das ist zum Heulen!

Beispielsätze für pet

dat is zwaar pet!

das ist zum Heulen!

Jan met de pet

der kleine Mann

zijn pet afnemen voor übtr

den Hut abnehmen vor (jdm)

met de pet rondgaan übtr

Geld sammeln

dat gaat boven mijn pet

das geht über meinen Verstand

met de pet naar iets gooien (gissen)

ins Blaue hinein raten

hij bracht zijn hand aan de pet

er legte die Hand an die Mütze

het is huilen met de pet op (hopeloos)

es ist zum Heulen

daar neem ik mijn pet voor af! übtr

alle Achtung!

geen hoge pet op hebben van iem

keine hohe Meinung von jdm haben

ik kan er met mijn pet niet bij

da steht einem der Verstand still