Übersetzungen für „rang“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

rang <rang|en> [rɑŋ] SUBST m

1. rang mil.:

rang (positie in een hiërarchie)

Rang m

rang (positie in een hiërarchie)

Dienstrang m

rang (ambtenaren)

Dienstgrad m

van de eerste [o. bovenste ] rang übtr

ersten Ranges

van de eerste [o. bovenste ] rang übtr

erstklassig

van gelijke rang

gleichrangig

terugzetten in rang

degradieren

de rang van luitenant hebben

den Rang eines Leutnants bekleiden

2. rang (groep plaatsen):

rang

Rang m

we zaten op de tweede rang

wir saßen im zweiten Rang

3. rang (maatschappelijke positie):

rang

Rang m

rang

Stellung f

de hogere rangen

die höheren Stände Pl

sociale rang

soziale Stellung f

Beispielsätze für rang

sociale rang

soziale Stellung f

iem in rang verlagen

jdn degradieren

iem in rang terugzetten

jdn degradieren

van gelijke rang

gleichrangig

terugzetten in rang

degradieren

de militaire rang

der Dienstgrad

de rang van luitenant hebben

den Rang eines Leutnants bekleiden

van gelijke afkomst/aard/rang

ebenbürtig/gleichartig/gleichrangig

van de eerste [o. bovenste ] rang übtr

ersten Ranges

we zaten op de tweede rang

wir saßen im zweiten Rang

voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten

für einen Groschen in der ersten Reihe sitzen wollen