Übersetzungen für „terrein“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ter·rein <terrein|en> [tɛrɛin] SUBST nt

1. terrein:

terrein (stuk grond)

Gelände nt

terrein (voor bijeenkomsten, festiviteiten)

Platz m

terrein gesch., bouww.

Terrain nt

een bebouwd terrein

ein bebautes Gelände

een bedekt terrein

ein unübersichtliches Gelände

eigen [o. privé ] terrein

Privatgelände nt

het terrein van de strijd

der Kampfplatz

het terrein verkennen form

das Terrain sondieren

terrein verliezen übtr

an Boden verlieren

terrein winnen übtr

an Boden gewinnen

terrein winnen (van ideeën)

immer weitere Kreise ziehen

2. terrein übtr:

terrein

Gebiet nt

terrein

Terrain nt

terrein (sector)

Bereich m

zich op glibberig [o. gevaarlijk ] terrein begeven

sich auf schlüpfrigen Boden begeben

verboden terrein

verbotene(s) Terrain nt

terrein van werkzaamheden

Tätigkeitsbereich m

Beispielsätze für terrein

terrein verliezen übtr

(an) Boden verlieren

terrein winnen (van ideeën)

immer weitere Kreise ziehen

verboden terrein

verbotene(s) Terrain nt

terrein prijsgeven

(an) Boden verlieren

ontoegankelijk terrein

unwegsame(s) Terrain nt

een bebouwd terrein

ein bebautes Gelände

een bedekt terrein

ein unübersichtliches Gelände

het terrein verkennen

das Gelände erkunden

terrein van werkzaamheden

Tätigkeitsbereich m

een golvend terrein

ein welliges Gelände

terrein/veld winnen übtr

an Einfluss/Boden gewinnen

eigen [o. privé ] terrein

Privatgelände nt

het terrein van de strijd

der Kampfplatz

zich op glibberig terrein bevinden übtr

sich auf gefährlichem Terrain befinden

de controle ligt op zijn terrein

die Kontrolle fällt in sein Ressort

iem van erkende bevoegdheid op dit terrein

jd mit Sachverstand auf diesem Gebiet

zich op glibberig [o. gevaarlijk ] terrein begeven

sich auf schlüpfrigen Boden begeben