Niederländisch » Deutsch

door·sla·pen <sliep door, h. doorgeslapen> [dorslapə(n)] VERB intr

1. doorslapen (verder slapen):

2. doorslapen (slapend doorbrengen):

door·slik·ken <slikte door, h. doorgeslikt> [dorslɪkə(n)] VERB trans

ˈdoor·snij·den2 <sneed door, h. doorgesneden> [dorsnɛidə(n)] VERB trans

door·stre·pen <streepte door, h. doorgestreept> [dorstrepə(n)] VERB trans

door·ˈlo·pen1 <doorliep, h. doorlopen> [dorlopə(n)] VERB trans

1. doorlopen (doorkruisen):

3. doorlopen (vluchtig lezen):

door·knip·pen <knipte door, h. doorgeknipt> [dorknɪpə(n)] VERB trans

door·schie·ten1 <doorschoot, h. doorschoten> [dorsxitə(n)] VERB trans

in·slij·pen <sleep in, h. ingeslepen> [ɪnslɛɪpə(n)] VERB trans

af·slij·pen <sleep af, h. afgeslepen> [ɑfslɛipə(n)] VERB trans

door·slaan2 <sloeg door, i. doorgeslagen> [dorslan] VERB intr

1. doorslaan (voortgaan met slaan):

3. doorslaan (overhellen naar het grootste gewicht):

4. doorslaan (met kracht, gevoelig slaan):

door·spe·len2 <speelde door, h. doorgespeeld> [dorspelə(n)] VERB intr (doorgaan met spelen)

ˈdoor·ste·ken <stak door, h. doorgestoken> [dorstekə(n)] VERB trans

1. doorsteken (door, in een opening brengen):

stecken durch +Akk

2. doorsteken (een opening maken in):

ˈdoor·sto·ten1 <stootte door/stiet door, i. doorgestoten> [dorstotə(n)] VERB intr

1. doorstoten (voortgaan met stoten):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski