Übersetzungen für „vorsen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈmor·sen [ˈmɔrzn̩] VERB intr

morsen

seinen met morsetekens

vor·ˈan [foˈran] ADV

1. voran (vorn befindlich):

voran

voorop

voran

vooraan

voran

als eerste

2. voran ugs (vorwärts):

voran

vooruit

voran

voorwaarts

ˈvor·ne [ˈfɔrnə] ADV ugs

vorne → vorn

Siehe auch: vorn

vorn [fɔrn] ADV

vorn (von der Vorderseite her)

voren

vorn (von der Vorderseite her)

voor(aan)

vorn (von Anfang an)

van voren

es langt [o. reicht ] nicht vorn und nicht hinten ugs

dat is op geen stukken na voldoende

ein nach vorn liegendes Zimmer

een kamer aan de straatkant

von vorn bis hinten

van voren tot achteren

vor·ˈbei [fɔrˈb͜ai, foːɐ̯ˈb͜ai ] ADV

vorbei (vorüber)

voorbij

vorbei (vorüber)

langs

vorbei (vorüber)

gepasseerd

vorbei (zeitlich: vergangen)

afgelopen

vorbei ist vorbei

wat geweest is, is geweest

vorbei ist vorbei

gedane zaken nemen geen keer

was vorbei ist, ist vorbei Sprichw

wat voorbij is kopen geen kremers

ˈvor·her [foːɐ̯ˈheːɐ̯, ˈfoːɐ̯-] ADV

vorher

(van) tevoren

vorher

vroeger

vorher

ervoor

vorher

vooraf

ˈvor·hin [foːɐ̯ˈhɪn, ˈfoːɐ̯-] ADV

vorhin

daarnet

vorhin

zo-even

vor·ˈweg [foːɐ̯ˈvɛk] ADV

1. vorweg (zuvor):

vorweg

om te beginnen

vorweg

van tevoren

vorweg

vooraf

2. vorweg (an der Spitze):

vorweg

voorop

vorweg

vooraan

3. vorweg (vor allem):

vorweg

vooral

vorweg

met name

Vo·ˈge·sen [voˈɡeːzn̩] SUBST Pl

Vogesen

Vogezen

vor·ˈab [foːɐ̯ˈaʔp] ADV

vorab

vooraf

vorab

tevoren

ˈvo·rig [ˈfoːrɪç] ADJ

vorig

vorig

vorig

voor(af)gaand

vorig

vroeger

im Vorigen

in het voorgaande

im Vorigen

eerder

vor·ˈaus [foˈr͜aus] ADV

voraus

vooruit

voraus

voorop

voraus

vooraf

vielen Dank im Voraus!

bij voorbaat dank!

seiner Zeit weit voraus sein

zijn tijd ver vooruit zijn