Niederländisch » Deutsch

in·dij·ken <dijkte in, h. ingedijkt> [ɪndɛikə(n)] VERB trans

in·di·vi·du <individu|en, individu|'s> [ɪndividy] SUBST nt of m

on·ge·zien [ɔŋɣəzin] ADJ

1. ongezien (niet opgemerkt):

2. ongezien (zonder het gezien te hebben):

3. ongezien (niet in aanzien):

in·di·ca·tie <indicatie|s> [ɪndika(t)si] SUBST f

3. indicatie med. (aangewezen geneeswijze):

klan·di·zie [klɑndizi] SUBST f geen Pl (klanten)

aan·ge·zien [aŋɣəzin] KONJ

in·dif·fe·rent [ɪndɪfərɛnt] ADJ

in·di·vi·du·eel <individuele, individueler, individueelst> [ɪndividywel] ADJ

in·di·aans [ɪndijans] ADJ

in·di·ges·tie [ɪndiɣɛsti] SUBST f geen Pl

in·dis·creet [ɪndɪskret] ADJ

af·ge·zien [ɑfxəzin]

door·ˈzien1 <doorzag, h. doorzien> [dorzin] VERB trans

neer·zien <zag neer, h. neergezien> [nerzin] VERB intr (minachten)

om·me·zien [ɔməzin]


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski