Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „Obersten“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: berusten , losbarsten , gebarsten , openbarsten , onkosten , betasten , beoosten , bemesten , belasten und uitbarsten

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VERB intr

1. berusten (steunen op):

fußen auf +Dat

nergens op berusten

jeder Grundlage Gen entbehren

2. berusten (zich schikken in):

sich ergeben in +Akk

sich abfinden mit

ze berusten in hun verlies

sie fügen [o. ergeben] sich in ihren Verlust

3. berusten (in bezit zijn van):

in Verwahrung sein

hinterlegt sein

los·bar·sten <barstte los, i. losgebarsten> [lɔzbɑrstə(n)] VERB intr

1. losbarsten:

losbarsten (plotseling tevoorschijn komen)

losbarsten (plotseling tevoorschijn komen)

losbarsten (plotseling tevoorschijn komen)

losbarsten (plotseling tevoorschijn komen)

losbarsten (openbreken)

de losbarstende lavastroom

der hervorbrechende Lavastrom

een losbarstend onweer

ein hereinbrechendes [o. losbrechendes] Gewitter

2. losbarsten:

losbarsten (emoties)

losbarsten (emoties)

losbarsten (schelden)

losbarsten (praten, lachen)

in tranen/in snikken losbarsten

in Tränen/in Schluchzen ausbrechen

3. losbarsten (losgaan):

ge·bar·sten VERB

gebarsten → barsten

Siehe auch: barsten

bar·sten <barstte, i. gebarsten> [bɑrstə(n)] VERB intr

1. barsten form:

barsten (scheuren, splijten)

barsten (scheuren)

barsten (glas enz.)

tot barstens toe vol übtr

2. barsten (uit elkaar springen):

barsten form

barsten form

de bom is gebarsten ook übtr

die Bombe ist geplatzt

barstende hoofdpijn

rasende(n) [o. bohrende(n)] Kopfschmerzen nt

iem laten barsten ugs

jdn ganz schön sitzen lassen

zich te barsten lachen ugs

vor Lachen bersten [o. platzen]

het barst hier van de cafés ugs

es gibt hier massenhaft Kneipen

ik barst van nieuwsgierigheid

ich platze vor Neugier

barst! übtr

du kannst mir den Buckel runterrutschen!

open·bar·sten <barstte open, i. opengebarsten> [opə(n)bɑrstə(n)] VERB intr

openbarsten

openbarsten

openbarsten

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VERB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

de leidingen zijn te zwaar belasten

die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

zich belasten met iets

etw auf sich Akk nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

mit Steuern belegen

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VERB trans

bemesten (met mest ook)

be·oos·ten [bəostə(n)] PRÄP

östlich +Gen

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VERB trans

1. betasten (bevoelen):

2. betasten med.:

on·kos·ten [ɔŋkɔstə(n)] SUBST Pl

1. onkosten:

onkosten (kosten)

Unkosten Pl

onkosten (vooral in verband met beroepsuitoefening)

Spesen Pl

onkosten (hetgeen men voorgeschoten heeft)

Auslagen Pl

de onkosten declareren

die Unkosten in Rechnung stellen

2. onkosten (buitengewone kosten):

Unkosten Pl

iem op onkosten jagen

jdn in Unkosten stürzen

uit·bar·sten <barstte uit, i. uitgebarsten> [œydbɑrstə(n)] VERB intr

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski