Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „hersen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

her·sens: Nomen
heer·sen: Verb
he·sen: Verb
hek·sen: Verb
per·sen: Verb
har·sen: Verb
her·stel: Nomen
her·zien: Verb
heer·ser: Nomen
koer·sen: Verb
kner·sen: Verb

Meintest du vielleicht: heersen , hersens , harsen , persen , heksen , hesen , knersen , koersen , heerser , herzien und herstel

her·sens [hɛrsəns] SUBST Pl

1. hersens (verstand):

Gehirn nt

hersens übtr

Kopf m

hersens übtr

zijn hersens afpijnigen

sich Dat das Gehirn zermartern

gebruik toch je hersens

gebrauche doch deinen Verstand

het lijkt wel of je geen hersens hebt

manchmal zweifle ich an deinem Verstand

hoe haal je het in je hersens!

du bist wohl nicht ganz bei Verstand!

de hersens laten werken

all seinen Verstand zusammennehmen

2. hersens übtr (schedel):

iem de hersens inslaan

jdm den Schädel einschlagen

heer·sen <heerste, h. geheerst> [hersə(n)] VERB intr

1. heersen (regeren):

2. heersen (de overhand hebben):

3. heersen (vóórkomen):

de tegenwoordig heersende denkbeelden

die gegenwärtig herrschenden Vorstellungen

he·sen VERB

hesen 3. Pl Sg Imperf van hijsen¹, hijsen²

Siehe auch: hijsen , hijsen

hij·sen² <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VERB intr ((veel) drinken)

bechern ugs

stevig hijsen

tüchtig bechern scherzh

hij·sen¹ <hees, h. gehesen> [hɛisə(n)] VERB trans

1. hijsen:

hijsen (naar boven trekken)

hijsen (vlag, zeil e.d.)

het anker hijsen

den Anker lichten

2. hijsen (met moeite naar boven brengen):

zich uit een stoel hijsen

sich aus einem Stuhl hochwinden

dat hijs je niet

das schaffst du nicht

3. hijsen ((veel) drinken):

saufen sl

bier hijsen

hek·sen <hekste, h. gehekst> [hɛksə(n)] VERB intr

hexen

per·sen <perste, h. geperst> [pɛrsə(n)] VERB trans

har·sen <harste, h. geharst> [hɑrsə(n)] VERB trans

her·stel [hɛrstɛl] SUBST nt geen Pl

1. herstel (het weer gezond worden):

herstel econ.

het pond is weer in herstel econ.

das Pfund erholt sich wieder

er is weinig hoop op herstel

es gibt wenig Hoffnung auf Besserung

2. herstel (reparatie):

Instandsetzung f

3. herstel (het weer instellen van wat verstoord is):

Wiederherstellung f

herstel van de vrede

Wiederherstellung des Friedens

4. herstel (vergoeding voor aangedaan leed of onrecht):

Wiedergutmachung f

herstel van schade betalen

Wiedergutmachung bezahlen

her·zien <herzag, h. herzien> [hɛrzin] VERB trans

1. herzien (nauwkeurig bekijken):

dit boek is geheel herzien

dieses Buch ist völlig (neu) überarbeitet

een herziene uitgave

eine revidierte Ausgabe

2. herzien (na heroverweging wijzigen):

een tekst grondig herzien

einen Text gründlich ändern

een wet herzien/een standpunt herzien

ein Gesetz/einen Standpunkt revidieren

heer·ser <heerser|s> [hersər] SUBST m

koer·sen <koerste, h./i. gekoerst> [kursə(n)] VERB intr

1. koersen (de koers richten):

Kurs nehmen auf +Akk

steuern auf +Akk

2. koersen SPORT:

kner·sen VERB intr

knersen → knarsen

Siehe auch: knarsen

knar·sen <knarste, h. geknarst> [knɑrsə(n)] VERB intr

knarsen (scharnier, slot e.d.)

knarsen (sneeuw, grind, tanden)

knarsen (werktuigen, remmen, wiel)

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski