Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für „zorgend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

ˈir·gend: Adverb
ˈmor·gen: Adverb
ˈbor·gen: Transitives Verb
ˈsor·gen: Reflexives Verb
ˈMor·gen: Nomen
hor·ˈrend: Adjektiv und Adverb
ˈmor·gens: Adverb
ˈGe·gend: Nomen
ˈJu·gend: Nomen
ˈTu·gend: Nomen
Trend: Nomen
ˈloh·nend: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: morgens , horrend , Morgen , sorgen , borgen , morgen , irgend , lohnend , Trend , Tugend , Jugend und Gegend

ˈir·gend ADV

1. irgend:

(ook maar) enigszins

wenn es mir irgend möglich ist

wanneer het mij ook maar enigszins mogelijk is

Wendungen:

irgend so ein Vertreter ugs

de een of andere vertegenwoordiger

ˈmor·gen [ˈmɔrgn̩] ADV

morgen Abend

also dann bis morgen! ugs

tot morgen dan!

bis morgen ist alles wieder gut

uiterlijk morgen [o. vóór morgen] is alles weer in orde

das Heute und das Morgen

het heden en de toekomst

ˈbor·gen [ˈbɔrgn̩] VERB trans

lenen

jdm etw borgen

ich borgte mir Geld (von ihm)

ik leende geld (van hem)

ˈsor·gen² [ˈzɔrgn̩] VERB refl (sich Sorgen machen)

zich zorgen maken

ˈMor·gen <Morgens, Morgen> [ˈmɔrgn̩] SUBST m

früh am Morgen

vroeg op de morgen

am anderen [o. folgenden] [o. nächsten] Morgen

de volgende morgen

eines (schönen) Morgens

eines (schönen) Morgens

op zekere morgen

am frühen Morgen

in de vroege morgen

gegen Morgen

tegen de morgen

heute Morgen

frisch/schön wie der junge Morgen geh scherzh

fris/mooi als de dageraad

Wissensecke: Morgenstund hat Gold im Mund

hor·ˈrend [hɔˈrɛnt] ADJ

1. horrend (schrecklich):

verschrikkelijk

2. horrend (enorm):

enorm

ˈmor·gens [ˈmɔrgn̩s] ADV

ˈGe·gend <Gegend, Gegenden> [ˈgeːgn̩t] SUBST f

1. Gegend (Gebiet):

gebied nt

2. Gegend ugs (Wohngegend):

buurt

es war in der Gegend um Weihnachten ugs

het was rond Kerstmis

3. Gegend (Richtung):

4. Gegend ugs (Landschaft):

durch die Gegend fahren

een toertje maken

durch die Gegend fahren

(maar) wat rondrijden

in die Gegend

er (maar) op los

in die Gegend

in het wilde weg

in die Gegend

ˈJu·gend <Jugend> [ˈjuːgn̩t] SUBST f kein Pl

jeugd

in seiner frühen [o. in früher ] Jugend

in zijn prille jeugd

in der Jugend spielen SPORT

bij de jeugd [o. de junioren] spelen

von Jugend an

van jongs af aan

ˈTu·gend <Tugend, Tugenden> [ˈtuːgn̩t] SUBST f

deugd

aus der Not eine Tugend machen

van de nood een deugd maken

Tugend üben

de deugd betrachten [o. beoefenen]

Tugend üben

Trend <Trends, Trends> [trɛnt] SUBST m

trend

ˈloh·nend [ˈloːnənt] ADJ

1. lohnend (einträglich):

2. lohnend (nutzbringend):

de moeite waard

3. lohnend (sehens-/hörenswert):

eine lohnende Ausstellung

een bezienswaardige tentoonstelling

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski