Übersetzungen für „Breij“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

brein <brein|en> [brɛin] SUBST nt

1. brein:

brein (hersens)

Hirn nt

brein (orgaan)

Gehirn nt

door iems brein spoken

in jds Kopf Dat herumspuken

elektronisch brein

Elektronengehirn nt

2. brein:

brein (verstand: negatief)

Hirn nt

brein (verstand: positief)

Kopf m

het brein achter dit complot

der führende Kopf hinter diesem Komplott

een helder brein

ein klarer Kopf

brij <brij|en> [brɛi] SUBST m

brij

Brei m

een brij van modder

ein Brei aus Schlamm

brei·en <breide, h. gebreid> [brɛiə(n)] VERB trans

breien

stricken

met de hand gebreid

handgestrickt

met de hand gebreid

von Hand gestrickt

het gebreide vest

die Strickjacke

breed² [bret] ADV (in de breedte; ruim)

breed

breit

iets breed uitmeten (ophef maken)

viel Aufhebens von etw machen

iets breed uitmeten ugs (uitvoerig)

etw breittreten

een gebeurtenis breed uitspinnen

einen Vorfall breit auswalzen

breed zitten

sich breit gemacht haben

wie het breed heeft, laat het breed hangen Sprichw

wers lang hat, lässts lang hängen

breuk <breuk|en> [brøk] SUBST f

breuk

Bruch m

breuk wisk.

Bruch m

breuk wisk.

Bruchzahl f

decimale/tiendelige breuk

Zehner-/Dezimalbruch

het rekenen met breuken

die Bruchrechnung

het rekenen met breuken

das Bruchrechnen

repeterende breuk

periodische(r) Bruch m

zich een breuk aan iets tillen

sich Dat einen Bruch an etw Dat heben

het kwam tot een (openlijke) breuk tussen hen

es kam zum (offenen) Bruch zwischen ihnen

een breuk vereenvoudigen/herleiden

einen Bruch kürzen/umwandeln

brem [brɛm] SUBST m geen Pl

brem

Ginster m

bres <bres|sen> [brɛs] SUBST f

bres

Bresche f

voor iem op de bres staan

für jdn in die Bresche springen [o. treten]

(een) bres schieten übtr (ook sport en spel)

eine Bresche schlagen