Niederländisch » Deutsch

ge·sche·nen VERB

geschenen volt. deelw. van schijnen

Siehe auch: schijnen

schij·nen <scheen, h. geschenen> [sxɛinə(n)] VERB intr

2. schijnen übtr (stralen):

ge·scho·ren VERB

geschoren volt. deelw. van scheren¹, scheren²

Siehe auch: scheren , scheren

ge·schre·ven VERB

geschreven volt. deelw. van schrijven², schrijven³

Siehe auch: schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VERB intr

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

ge·schre·den VERB

geschreden volt. deelw. van schrijden

Siehe auch: schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski