Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „kijkfile“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

kijk·geld: Nomen
kijk·je: Nomen
kijk·uit: Nomen
kijk·cij·fer: Nomen
kijk·buis: Nomen
kijk·ster: Nomen
kijk·wo·ning: Nomen
kij·ken: Verb
kij·ker: Nomen
kijk·gat: Nomen

Meintest du vielleicht: kijkuit , kijkje , kijkgeld , kijkcijfer , kijkgat , kijker , kijken , kijkwoning , kijkster und kijkbuis

kijk·geld <kijkgeld|en> [kɛikxɛlt] SUBST nt

Fernsehgebühr f meist Pl

kijk·je <kijkje|s> [kɛikjə] SUBST nt

kurze(r) Blick m

een kijkje achter de schermen

ein Blick hinter die Kulissen

ergens een kijkje nemen übtr

sich mal irgendwo umsehen

kijk·uit <kijkuit|en> [kɛɪkœyt] SUBST m (uitkijk)

Ausguck m

Ausguckposten m

kijk·cij·fer <kijkcijfer|s> [kɛiksɛifər] SUBST nt

Einschaltquote f

Sehbeteiligung f

kijk·buis <kijkbuizen> [kɛɪɡbœys] SUBST f

Glotze f

kijk·ster SUBST f

kijkster weibliche Form von kijker

Siehe auch: kijker

kij·ker <kijker|s> [kɛikər] SUBST m

1. kijker (toeschouwer):

2. kijker (verrekijker):

Fernrohr nt

Fernglas nt

iets/iem in de kijker(s) hebben übtr

etw/jdn durchschauen

kijk·wo·ning <kijkwoning|en> [kɛikwonɪŋ] SUBST f belg

Musterwohnung f

Modellwohnung f

kij·ken¹ <keek, h. gekeken> [kɛikə(n)] VERB intr

1. kijken (de ogen gebruiken):

sehen

kijken ugs

kijk eens aan!

sieh mal einer an!

met open mond staan te kijken

mit offenem Mund starren [o. glotzen]

kijk naar jezelf!

fass dich an die eigene Nase!

naar iem/iets kijken übtr

sich um jdn/etw kümmern

ik zal nog eens kijken übtr

ich werde es mir noch einmal überlegen

staan te kijken van iets übtr

baff [o. platt] sein

hij staat maar te kijken

er hält nur Maulaffen feil

tegen iem aan kijken

zu jdm aufsehen

kijk voor je!

2. kijken (zoeken):

naar een huis kijken

sich nach einer Wohnung umsehen

we zullen kijken of …

wir werden sehen, ob …

wij kijken niet op vijf minuten übtr

es kommt uns nicht auf fünf Minuten an

3. kijken (zich vertonen):

bang kijken

ängstlich aussehen

we zullen eens gaan kijken

das werden wir uns mal näher ansehen

hij komt pas kijken

er ist noch unerfahren

oma komt nog weleens kijken

Oma schaut ab und zu noch vorbei

niet zo nauw kijken

fünf gerade sein lassen

kij·ker <kijker|s> [kɛikər] SUBST m

1. kijker (toeschouwer):

2. kijker (verrekijker):

Fernrohr nt

Fernglas nt

iets/iem in de kijker(s) hebben übtr

etw/jdn durchschauen

kijk·gat <kijkgat|en> [kɛikxɑt] SUBST nt

Guckloch nt

kijkgat (in een deur ook)

Spion m

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski