Übersetzungen für „uitgeprocedeerde“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

uit·ge·zon·derd¹ [œytxəzɔndərt] PRÄP

uitgezonderd

außer +Dat

uitgezonderd (op … na)

bis auf +Akk

uitgezonderd zijn neus lijkt hij sprekend zijn vader

bis auf seine Nase ist er dem Vater wie aus dem Gesicht geschnitten

uit·ge·hon·gerd [œytxəhɔŋərt] ADJ

uitgehongerd

ausgehungert

uit·ge·re·kend [œytxərekənt] ADV (juist)

uitgerekend

ausgerechnet

uitgerekend

gerade

zij is begin mei uitgerekend

≈ das Kind wird Anfang Mai zur Welt kommen

uit·ge·breid·heid <uitgebreid|heden> [œytxəbrɛithɛit] SUBST f

uitgebreidheid

Umfang m

uitgebreidheid

Ausmaß nt

uit·ge·plo·zen VERB

uitgeplozen → uitpluizen

Siehe auch: uitpluizen

uit·plui·zen <ploos uit, h. uitgeplozen> [œytplœyzə(n)] VERB trans

een zaak uitpluizen

einer Sache Dat auf den Grund gehen

uit·ge·spro·ken [œytxəsprokə(n)] ADJ

uitgesproken

ausgesprochen

uit·ge·breid <uitgebreide, uitgebreider, uitgebreidst> [œytxəbrɛit] ADJ

1. uitgebreid (uitgestrekt):

uitgebreid

ausgedehnt

uitgebreid

umfangreich

uitgebreide bezittingen

ein ausgedehnter Besitz

2. uitgebreid (veelomvattend):

uitgebreid

umfassend

uitgebreid

umfangreich

een uitgebreide kennis

umfassende Kenntnisse Pl

3. uitgebreid (uitvoerig):

uitgebreid

ausführlich

uitgebreid

eingehend

iets uitgebreid behandelen

etw ausführlich behandeln

uitgebreid vieren

groß feiern

uit·ge·leefd [œytxəleft] ADJ

uitgeleefd

altersschwach

uit·ge·lei·de [œytxəlɛidə]

iem uitgeleide doen (tot de deur)

jdn hinausbegleiten

iem uitgeleide doen (een eind)

jdm das Geleit geben form

uit·ge·we·ke·ne <uitgewekene|n> [œytxəwekənə] SUBST m

uitgewekene

Flüchtling m

uitgewekene

Emigrant m

af·ge·stu·deer·de <afgestudeerde|n> [ɑfxəstyderdə] SUBST m en f

afgestudeerde

Diplomierte(r) f(m)

afgestudeerde

Person f mit abgeschlossenem akademischem Studium

pro·ce·de·ren <procedeerde, h. geprocedeerd> [prosəderə(n)] VERB intr

procederen

prozessieren

procederen

einen Prozess führen