Übersetzungen für „vrijgevigheid“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

vrij·ge·vig <vrijgevige, vrijgeviger, vrijgevigst> [vrɛiɣevəx] ADJ

vrijgevig

großzügig

vrijgevig

freigiebig

vrij·ge·ven <gaf vrij, h. vrijgegeven> [vrɛiɣevə(n)] VERB trans

vrijgeven

freigeben

iets voor publicatie vrijgeven

etw zur Veröffentlichung freigeben

vrij·heid [vrɛihɛit] SUBST f geen Pl

vrijheid

Freiheit f

de vrijheid duur betalen

die Freiheit teuer erkaufen

dichterlijke vrijheid

dichterische Freiheit f

vrijheid van drukpers

Pressefreiheit f

iem in vrijheid stellen

jdm die Freiheit wiedergeben

vrijheid van meningsuiting(godsdienst

Meinungs-/Religionsfreiheit f

ik neem de vrijheid, u eraan te herinneren

ich nehme mir die Freiheit, Sie daran zu erinnern

he·vig·heid [hevəxhɛit] SUBST f geen Pl

hevigheid

Heftigkeit f

hevigheid (uitingen)

Schärfe f

hevigheid (zintuigen)

Stärke f

in alle hevigheid

mit aller Heftigkeit

de hevigheid van een slag

die Wucht eines Schlages

vrij·ge·lei·de <vrijgeleide|n, vrijgeleide|s> [vrɛiɣəlɛidə] SUBST nt

1. vrijgeleide gesch.:

vrijgeleide

Schutzbrief m

2. vrijgeleide (vrije doortocht, aftocht):

vrijgeleide

freie(s) Geleit nt

iem een vrijgeleide geven

jdm freies Geleit gewähren

ste·vig·heid [stevəxhɛɪt] SUBST f geen Pl

stevigheid

Stabilität f

stevigheid (vastheid)

Festigkeit f

stevigheid (sterkte)

Stärke f

dat is voor de stevigheid

das dient der Stabilität

be·drij·vig·heid [bədrɛivəxhɛit] SUBST f geen Pl

1. bedrijvigheid (het werkzaam zijn):

bedrijvigheid

Tätigkeit f

bedrijvigheid

Geschäftigkeit f

bedrijvigheid

Betriebsamkeit f

2. bedrijvigheid (drukte, levendigheid):

bedrijvigheid

Lebhaftigkeit f

bedrijvigheid

Treiben nt