Übersetzungen für „bedeling“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·doe·ling <bedoeling|en> [bədulɪŋ] SUBST f

1. bedoeling:

bedoeling (doel)

Absicht f

bedoeling (oogmerk)

Zweck m

de bedoeling was goed

es war gut gemeint

met een goede bedoeling iets doen

in der besten Absicht etw tun

de bedoeling van deze maatregel is

der Zweck dieser Maßnahme ist

dat was niet de bedoeling

so war das nicht gedacht

dat was ook de bedoeling! ugs

das war auch der Zweck der Sache!

2. bedoeling (zin, strekking):

bedoeling

Sinn m

3. bedoeling (voornemen):

bedoeling

Absicht f

bedoeling

Vorsatz m

bedoeling

Plan m

iems bedoelingen doorkruisen

jds Pläne durchkreuzen

de duistere bedoeling

die hintergründige Absicht

dat lag niet in mijn bedoeling

das war nicht meine Absicht

met de bedoeling

mit dem Gedanken

onedele bedoelingen hebben

unlautere Absichten haben

be·dek·king <bedekking|en> [bədɛkɪŋ] SUBST f

bedekking

Bedeckung f

onder bedekking van de nacht

unter dem Schutz der Dunkelheit

be·den·king <bedenking|en> [bədɛŋkɪŋ] SUBST f

bedenking

Bedenken nt

bedenking

Einwand m

tegen iets bedenkingen hebben

gegen etw Einwände haben

ste·de·ling <stedeling|en> [stedəlɪŋ] SUBST m

stedeling

Stadtbewohner m

stedeling

Städter m

cel·de·ling <celdeling|en> [sɛldelɪŋ] SUBST f

celdeling

Zellteilung f

in·de·ling <indeling|en> [ɪndelɪŋ] SUBST f

indeling

Einteilung f

indeling (onderverdeeld geheel ook)

Aufteilung f

indeling (onderverdeeld geheel ook)

Gliederung f

indeling (onderverdeeld geheel ook)

Aufgliederung f

indeling (onderbrenging in groep, soort e.d. ook)

Eingliederung f

indeling (onderbrenging in groep, soort e.d. ook)

Einreihung f

een alfabetische indeling

eine alphabetische Auflistung

de indeling van een flat

die Aufteilung einer Wohnung

de indeling in standen

die ständische Ordnung

de indeling in districten

die Einteilung in Distrikte

de indeling in districten (Duitsland)

die Einteilung in Kreise [o. Landkreise]

af·de·ling <afdeling|en> [ɑvdelɪŋ] SUBST f

1. afdeling:

afdeling (deel van een geheel)

Abteilung f

afdeling (overheid)

Amt nt

afdeling (overheid)

Dezernat nt

afdeling (van een ziekenhuis)

Station f

afdeling (van een wetenschap)

Disziplin f

de financiële afdeling

die Finanzabteilung

de afdeling moordzaken

das Morddezernat

de afdeling personeelszaken

die Personalabteilung

de stedenbouwkundige afdeling

das Amt für Städtebau

de afdeling stoffen

die Stoffabteilung

2. afdeling gesch.:

afdeling

Verband m

een afdeling politie

ein Polizeiaufgebot

3. afdeling scheepv.:

afdeling

≈ Flottenverband m

me·de·de·ling <mededeling|en> [medədelɪŋ] SUBST f

mededeling

Mitteilung f

mededeling

Meldung f

mededeling (bericht ook)

Nachricht f

mededeling RADIO

Durchsage f

een mededeling doen over iets

eine Mitteilung über etw Akk machen

be·del·ket·ting <bedelketting|en> SUBST f

bedelketting

Kette f mit Anhängern

han·de·ling <handeling|en> [hɑndəlɪŋ] SUBST f

1. handeling lit.:

handeling (daad)

Handlung f

handeling (het verrichten)

Verrichtung f

met een paar eenvoudige handelingen is de fiets uit elkaar te halen

mit ein paar einfachen Handgriffen kann man das Fahrrad zerlegen

een onrechtmatige handeling

eine unrechtmäßige Handlung

de vaste handelingen bij het naar bed gaan

die gleich bleibenden Verrichtungen beim Zubettgehen

2. handeling (verslag van een vergadering):

handeling

Sitzungsprotokoll nt

3. handeling (beraadslaging):

handeling

Beratung f

handeling ook pol.

Debatte f

handelingen over de herziening van de grondwet

Debatten über die Grundgesetzänderung

be·de·laar <bedelaar|s> [bedəlar] SUBST m

bedelaar

Bettler m

be·del·ven <bedolf, h. bedolven> [bədɛlvə(n)] VERB trans

1. bedelven (geheel bedekken):

bedelven

begraben

bedelven

verschütten

bedelven

überschütten

bedelven übtr

überhäufen

onder het puin bedolven

verschüttet

onder rekeningen bedolven worden

von Rechnungen überschüttet werden

2. bedelven (door delven verbergen):

bedelven

begraben

bedolven liggen

begraben sein