Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „viraal“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

vi·taal: Adjektiv und Adverb
spi·raal: Nomen
praal: Nomen
kraal: Nomen
ko·raal: Nomen
straal: Nomen
mo·raal: Nomen
fi·naal: Adjektiv und Adverb
schraal: Adjektiv und Adverb
jo·vi·aal: Adjektiv und Adverb
vi·rus: Nomen
anaal: Adjektiv und Adverb
egaal: Adjektiv und Adverb
kwaal: Nomen
opaal: Nomen
ovaal: Nomen
sjaal: Nomen
staal: Nomen
et·maal: Nomen
fa·taal: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: vitaal , spiraal , finaal , moraal , straal , koraal , kraal , praal , joviaal , schraal , gemaal , fataal , etmaal , staal , sjaal , ovaal , opaal , kwaal , egaal , anaal und virus

vi·taal <vitale, vitaler, vitaalst> [vital] ADJ

1. vitaal (energiek):

vital

2. vitaal (primair):

dit is van vitaal belang

dies ist lebenswichtig

vitale (onder)delen

lebenswichtige Teile

vitale (onder)delen (machine)

unentbehrliche Teile

3. vitaal (voor het leven kenmerkend):

Vital-

Lebens-

spi·raal <spi|ralen> [spiral] SUBST f

1. spiraal (krullijn):

Spirale f

Schneckenlinie f

2. spiraal (schroeflijn):

Spirale f

Schraubenlinie f

3. spiraal (voorwerp):

Spirale f

4. spiraal (matras):

Federkernmatratze f

praal [pral] SUBST f geen Pl

Prunk m

Pracht f

praal (overdreven)

Pomp m

met pracht en praal

mit großem Prunk

kraal <kralen> [kral] SUBST f

1. kraal (rond voorwerp):

Perle f

glazen kralen

een snoer kralen

eine Perlenschnur Pl

kraaltjes vet

2. kraal:

kraal (ruimte voor vee: Zuid-Afrika)

Kral m

kraal (ruimte voor vee: Amerika)

Korral m

ko·raal² <ko|ralen> [koral] SUBST nt rel.

Choral m

straal¹ <stralen> [stral] SUBST f

1. straal (smalle lichtbundel):

straal ook übtr

Strahl m

straal übtr

Funke m

straal übtr

een straal van hoop

ein Hoffnungsstrahl

er is geen straaltje hoop meer übtr

es gibt keinen Funken Hoffnung mehr

2. straal (stroom vloeistof, gas):

Strahl m

een straal water

ein Wasserstrahl

3. straal wisk.:

Radius m

4. straal nat.:

Strahl m

mo·raal [moral] SUBST f geen Pl

Moral f

een losse moraal

eine lockere Moral

fi·naal¹ [final] ADJ

1. finaal (uiteindelijk):

final

de finale toewijzing

2. finaal (algeheel):

total

3. finaal taalk.:

finale bijzinnen

finale Nebensätze Pl

schraal <schrale, schraler, schraalst> [sxral] ADJ

1. schraal:

schraal (mager)

mager

schraal (lange personen)

hager

schraal (personen)

dürr

schraal bier

dünne(s) Bier nt

een schraal dieet

eine magere Diät

een schrale kas

eine knappe Kasse

dat is schrale kost

das ist schmale Kost

een schraal mannetje

ein dürres Kerlchen

2. schraal:

schraal (krap, karig)

karg

schraal (krap, karig)

mager

schraal (krap, karig)

schraal (ondermaats)

een schraal genoegen

ein dürftiges Vergnügen

de schrale opkomst van de leden

die magere Beteiligung der Mitglieder

de winter is een schrale tijd

der Winter ist eine magere Zeit

een schrale troost

ein schwacher Trost

3. schraal (grond):

karg

mager

dürr

4. schraal (weer, huid):

rau

schrale handen/lippen

raue Hände/Lippen

5. schraal ((relatief) te veel zand bevattend):

6. schraal (gierig):

karg

schraal ugs

iem schraal belonen

jdn karg entlohnen

schraal meten

jo·vi·aal <joviale, jovialer, joviaalst> [jovijal] ADJ

joviaal (mannen tegenover ondergeschikten)

joviaal (spraakzaam)

aufgeknöpft ugs

joviaal (spraakzaam)

een joviale toon

ein herzlicher Ton

vi·rus <virus|sen> [virʏs] SUBST nt

Virus nt

anaal [anal] ADJ

anal

egaal <egale, egaler, egaalst> [eɣal] ADJ

egaal (kleur)

egaal (vorm)

egaal (vorm)

egaal grijs

gleichmäßig grau

kwaal <kwalen> [kwal] SUBST f

1. kwaal:

kwaal (ziekte)

Leiden nt

kwaal (ziekte)

Übel nt form

kwaal (ziekte)

Gebrechen nt form

een ongeneeslijke kwaal

ein unheilbares Leiden

2. kwaal (onvolkomenheid):

Fehler m

Laster nt

opaal¹ <opalen> [opal] SUBST m (steen)

Opal m

ovaal¹ <o|valen> [oval] SUBST nt

Oval nt

sjaal <sjaal|s> [ʃal] SUBST m

Schal m

een sjaal omslaan

sich Dat einen Schal umlegen

staal¹ <stalen> [stal] SUBST nt

1. staal (ferrometaal):

Stahl m

roestvrij staal

rostfreie(r) Stahl m

het staal wordt in het vuur gehard übtr

Stahl wird im Feuer gehärtet

2. staal übtr (kracht):

Stahl m

3. staal (ijzer als bestanddeel van levende wezens):

Eisen nt

staal innemen

Eisen einnehmen

4. staal:

staal (voorwerp, werktuig)

Eisen nt

staal (wapen)

Stahl m

het glimmend staal

der blitzende Stahl

et·maal <et|malen> [ɛtmal] SUBST nt

Zeitraum m von 24 Stunden

24 Stunden Pl

binnen een etmaal

innerhalb von 24 Stunden

fa·taal <fatale, fataler, fataalst> [fatal] ADJ

fatal

verhängnisvoll

een fatale afloop krijgen

ein fatales Ende nehmen

een fatale termijn (proces)

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski