Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „البيكرومات“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

on·ge·rust: Adjektiv und Adverb
lat·ten: Adjektiv und Adverb
zie·len·rust: Nomen
rat·ten·gif: Nomen
ge·rust: Adjektiv und Adverb
bu·ren·ge·rucht: Nomen
la·tent: Adjektiv und Adverb
flat·teus: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: ongerust , flatteus , latent , burengerucht , gerust , rattengif , zielenrust und latten

on·ge·rust <ongeruste, ongeruster, meest ongerust> [ɔŋɣərʏst] ADJ

iem met een ongeruste blik aanzien

jdn mit besorgtem Blick ansehen

ik maak me ongerust over zijn gezondheid

seine Gesundheit macht mir Sorgen

wees daar niet ongerust over

sorge dich nicht deswegen

lat·ten [lɑtə(n)] ADJ

Latten-

de latten afscheiding

zie·len·rust [zilə(n)rʏst] SUBST f geen Pl

1. zielenrust:

zielenrust (gemoedsrust)

zielenrust (minder sterk)

2. zielenrust (eeuwige zaligheid):

Seelenfrieden m

rat·ten·gif [rɑtə(n)ɣɪf] SUBST nt geen Pl

ge·rust <geruste, geruster, meest gerust> [ɣərʏst] ADJ

1. gerust:

gerust (kalm)

ruhig

gerust (gerustgesteld)

ik ben niet gerust zolang zij niet thuis is

ich habe keine Ruhe, solange sie nicht zu Hause ist

de zieke haalde geruster adem

der Kranke atmete wieder ruhiger

iets met een gerust hart kunnen zeggen

etw ruhigen Gewissens sagen können

er gerust op zijn dat …

zuversichtlich sein, dass …

ik ben er toch niet gerust op (angst)

ich habe da so meine Befürchtungen

ik ben er toch niet gerust op (twijfels)

ich habe da so meine Zweifel

geen gerust uur hebben übtr

keine ruhige Stunde haben

gerust zijn op iets/iem

sich auf etw/jdn verlassen

2. gerust:

gerust (door niets verontrust)

ruhig

gerust (ongestoord)

gerust (onbezorgd)

u kunt hem gerust geloven

Sie können ihm ruhig [o. getrost] glauben

wees maar gerust!

wees maar gerust!

mach dir keine Sorgen!

bu·ren·ge·rucht [byrə(n)ɣərʏxt] SUBST nt geen Pl

burengerucht

(häusliche) Ruhestörung f

burengerucht

ruhestörende(r) Lärm m

burengerucht maken

die Hausruhe stören

la·tent [latɛnt] ADJ

flat·teus <flatteuze, flatteuzer, meest flatteus> [flɑtøs] ADJ

1. flatteus (flatterend):

2. flatteus (vleiend):

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski