Niederländisch » Deutsch

her·ope·nen <heropende, h. heropend> [hɛropənə(n)] VERB trans

aan·be·nen <beende aan, h. aangebeend> [ambenə(n)] VERB intr

bij·be·nen [bɛibenə(n)] VERB alleen inf.

1. bijbenen (bijhouden):

2. bijbenen übtr:

af·zoe·nen <zoende af, h. afgezoend> [ɑfsunə(n)] VERB trans (veelvuldig zoenen)

ka·toe·nen [katunə(n)] ADJ

be·re·ke·nen <berekende, h. berekend> [bərekənə(n)] VERB trans

2. berekenen (in rekening brengen):

4. berekenen (voor- en nadeel afwegen van):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski