Niederländisch » Deutsch

be·zoch·ten VERB

bezochten 3. Pers Pl Imperf van bezoeken

Siehe auch: bezoeken

be·zoe·ken <bezocht, h. bezocht> [bəzukə(n)] VERB trans

ge·kor·ven VERB

gekorven volt. deelw. van kerven¹, kerven²

Siehe auch: kerven , kerven

ker·ven2 <kerfde/korf, h./i. gekerfd/gekorven> [kɛrvə(n)] VERB intr

1. kerven (snijden):

2. kerven (vezelig worden):

ker·ven1 <kerfde/korf, h. gekerfd/gekorven> [kɛrvə(n)] VERB trans

1. kerven (inkepen):

2. kerven (uitsnijden):

ge·ko·zen VERB

gekozen volt. deelw. van kiezen¹, kiezen²

Siehe auch: kiezen , kiezen

kie·zen2 <koos, h. gekozen> [kizə(n)] VERB intr

vloch·ten VERB

vlochten 3. Pers Pl Imperf van vlechten

Siehe auch: vlechten

vlech·ten <vlocht, h. gevlochten> [vlɛxtə(n)] VERB trans

ge·klets [ɣəklɛts] SUBST nt geen Pl

1. geklets (geleuter):

Geschwätz nt ugs
Gefasel nt ugs
Gequatsche nt ugs

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski