Übersetzungen für „verhaallijn“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·ha·len¹ <verhaalde, h. verhaald> [vərhalə(n)] VERB trans (zich schadeloosstellen)

verhalen

sich schadlos halten an +Dat

de schade op iem verhalen

jdn für den Schaden aufkommen lassen

de kosten op iem verhalen

jdn für die Kosten verantwortlich machen

ver·heer·lij·ken <verheerlijkte, h. verheerlijkt> [vərherləkə(n)] VERB trans

1. verheerlijken rel.:

verheerlijken (prijzen)

verherrlichen

verheerlijken (in passieve zinnen)

verklären

Wendungen:

met verheerlijkte gezichten (verblijden)

mit entzückten Gesichtern

ver·han·de·ling <verhandeling|en> [vərhɑndəlɪŋ] SUBST f

1. verhandeling (het handel drijven):

verhandeling

Handel m

aandelen ter verhandeling op de beurs aanbieden

an der Börse Aktien zum Verkauf anbieten

2. verhandeling:

verhandeling (betoog: mondeling)

Vortrag m

verhandeling (betoog: schriftelijk)

Abhandlung f

ver·hei·me·lij·ken <verheimelijkte, h. verheimelijkt> [vərhɛimələkə(n)] VERB trans

verheimelijken

verheimlichen

ver·ha·ren <verhaarde, i. verhaard> [vərharə(n)] VERB intr (de haren verliezen)

verharen

(sich) haaren

ver·har·den¹ <verhardde, i. verhard> [vərhɑrdə(n)] VERB intr

1. verharden (hard worden):

verharden

härten

verharden

(sich) verhärten

2. verharden übtr:

verharden

sich verhärten

in het kwaad verharden

dem Bösen verfallen

ver·han·gen¹ <verhing zich, h. zich verhangen> [vərhɑŋə(n)] VERB wk ww

verhangen zich verhangen (zich ophangen):

verhangen

sich erhängen

verhangen

sich aufhängen

ver·har·ding <verharding|en> [vərhɑrdɪŋ] SUBST f

1. verharding:

verharding van wegen (het hard maken)

Befestigung von Straßen

2. verharding (waarmee verhard is):

verharding

Belag m

3. verharding (het hard worden):

verharding

Härtung f

verharding ook übtr

Verhärtung f

4. verharding (verharde plaats):

verharding

Verhärtung f

ver·han·de·len <verhandelde, h. verhandeld> [vərhɑndələ(n)] VERB trans

1. verhandelen (handeldrijven in):

verhandelen

handeln mit +Dat

verhandelen

handeln in +Dat

2. verhandelen (omzetten, ge- en verkocht worden):

verhandelen

handeln

daar werden heel wat aardappels verhandeld

dort wurden sehr viele Kartoffeln gehandelt

her·haald [hɛrhalt] ADJ

herhaald

wiederholt

herhaald (voor de tweede keer)

abermalig

herhaalde malen

wiederholt

herhaalde malen

mehrmals

ver·he·len <verheelde, h. verheeld> [vərhelə(n)] VERB trans

verhelen

verhehlen

iets verhelen voor iem

jdm etw verhehlen