Niederländisch » Deutsch

ui·ter·aard [œytərart] ADV

eer·waar·de <eerwaarde|n> [erwardə] SUBST m

over·waar·de [ovərwardə] SUBST f geen Pl

meer·waar·de [merwardə] SUBST f geen Pl

on·der·waar·de·ren <onderwaardeerde/waardeerde onder, h. ondergewaardeerd> [ɔndərwarderə(n)] VERB trans

uit·een·bar·sten [œytembɑrstə(n)] VERB intr

ont·aar·den <ontaardde, i. ontaard> [ɔntardə(n)] VERB intr

1. ontaarden (personen):

lik·ke·baar·den <likkebaardde, h. gelikkebaard> [lɪkəbardə(n)] VERB intr

her·waar·de·ren <herwaardeerde, h. (ge)herwaardeerd> [hɛrwarderə(n)] VERB trans

uit·een·val·len <viel uiteen, i. uiteengevallen> [œytenvɑlə(n)] VERB intr

voor·waar·de <voorwaarde|n> [vorwardə] SUBST f

2. voorwaarde (factor die iets mogelijk maakt):

her·waar·de·ring <herwaardering|en> [hɛrwarderɪŋ] SUBST f

uit·een·spat·ten <spatte uiteen, i. uiteengespat> [œytenspɑtə(n)] VERB intr

ui·ter·ste <uiterste|n> [œytərstə] SUBST nt

1. uiterste (het hoogste in zijn soort, het meest uiteenliggende):

Äußerste(s) nt
Extrem nt

2. uiterste (m. b. t. een rangorde, intensiteit):

Äußerste(s) nt
Letzte(s) nt

dag·vaar·den <dagvaardde, h. gedagvaard> [dɑxfardə(n)] VERB trans

2. dagvaarden (ter vergadering oproepen):

uit·ein·de <uiteinde|n> [œytɛində] SUBST nt

uit·een·gaan <ging uiteen, i. uiteengegaan> [œyteŋɣan] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski