Übersetzungen für „ARP“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

harp <harp|en> [hɑrp] SUBST f

1. harp (muziekinstrument; symbool):

harp

Harfe f

2. harp scheepv.:

harp

Schäkel m

are <are|n> [arə] SUBST f

are

Ar nt nt m

ark <ark|en> [ɑrk] SUBST f

1. ark (schip van Noach):

ark

Arche f

2. ark (woonschip):

ark

Wohnboot nt

arm² <arme, armer, armst> [ɑrm] ADJ

arm

arm

zo arm als Job

(so) arm wie eine Kirchenmaus

een arme drommel

ein armer Schlucker

arme grond

magere(r) Boden m

arm en rijk was op het ijs übtr

Arm und Reich, jedermann war auf dem Eis

het is alsof het van de armen gaat

es ist äußerst dürftig

aap <apen> [ap] SUBST m

aap

Affe m

een aangeklede aap übtr

ein geleckter Affe abw

al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding Sprichw

Affen bleiben Affen, wenn man sie auch in Samt kleidet a. übtr

in de aap gelogeerd zijn

in Teufels Küche gekommen sein a. übtr

zich een aap lachen

sich Dat einen Ast lachen ugs

zich een aap schrikken

einen Heidenschreck bekommen ugs

voor aap staan

lächerlich dastehen

daar kwam de aap uit de mouw

da ließ er/sie die Katze aus dem Sack

aria <aria|'s> [arija] SUBST f

aria

Arie f

arts <arts|en> [ɑrts] SUBST m

arts

Arzt m

het bezoek aan de arts

der Besuch beim Arzt

een dienstdoend arts

ein Bereitschaftsarzt

de officieel erkende arts

der approbierte Arzt

van [o. door ] een arts

ärztlich

dorp <dorp|en> [dɔrp] SUBST nt

dorp

Dorf nt

worp <worp|en> [wɔrp] SUBST m

1. worp (keer dat iem werpt):

worp

Wurf m

een gelukkige worp (met dobbelstenen)

ein glücklicher Wurf (mit Würfeln)

2. worp (nest):

worp

Wurf m

een worp jonge honden

ein Wurf junger Hunde

zerp [zɛrəp] ADJ

zerp

säuerlich

aard [art] SUBST m geen Pl

1. aard (personen of abstracte zaken):

aard

Art f

niets van dien aard

nichts dergleichen

de situatie was van dien aard, dat …

die Situation war derart, dass …

naar de aard

wie es sich gehört

uit de aard der zaak

naturgemäß

uit de aard der zaak

folgerichtig

zijn ware aard tonen

sein wahres Gesicht zeigen

2. aard (levende wezens):

aard

Wesen nt

aard

Natur f

dat is nu eenmaal de aard van het beestje

so ist nun einmal seine/ihre Natur

raap <rapen> [rap] SUBST f

1. raap (kool):

raap

Rübe f

2. raap (koolraap):

raap

Rübe f

raap

Kohlrübe f

raap

Steckrübe f

recht voor zijn raap

geradeheraus

de rapen zijn gaar!

es wird kritisch!

grap <grap|pen> [ɣrɑp] SUBST f

1. grap (mop):

grap

Witz m

een flauwe grap

ein Kalauer

grappen maken/vertellen

Witze machen/erzählen

2. grap (iets vermakelijks):

grap

Scherz m

grap

Spaß m

grap

Streich m

flauwe grappen

dumme Streiche Pl

die grap kost al gauw € 200,- iron

dieser Spaß kostet leicht 200 Euro

grappen maken

scherzen

grappen maken

spaßen

grap met een nare bijsmaak

ein übler Scherz

uit/voor de grap

aus/zum Spaß

een grap met iem uithalen

jdm einen Streich spielen

3. grap (uiting van vrolijkheid):

grap

Spaß m

geen grappen!

keine Mätzchen!

schei nu uit met die grappen!

lass den Unfug!

hij zit vol grappen

er ist ein Spaßvogel

krap <krappe, krapper, krapst> [krɑp] ADJ

1. krap (nauw(sluitend)):

krap

knapp

krap

eng

de schoenen zijn aan de krappe kant

die Schuhe sind ziemlich eng

2. krap (gering; zonder speelruimte):

krap

knapp

iem krap houden

jdn kurz halten

een krappe meerderheid

eine knappe Mehrheit

krap bij kas zitten

knapp bei Kasse sein

krap in zijn tijd zitten

wenig Zeit haben

ramp¹ <ramp|en> [rɑmp] SUBST f (groot ongeluk)

ramp

Katastrophe f

dat is geen ramp!

das ist doch kein Beinbruch!

een ramp voor het milieu

eine Umweltkatastrophe

tot overmaat van ramp

zu allem Unglück

rasp <rasp|en> [rɑsp] SUBST f

rasp

Raspel f

rasp (keukengerei ook)

Reibe f

trap <trap|pen> [trɑp] SUBST m

1. trap (constructie van treden):

trap

Treppe f

de trap opgaan/afdalen

die Treppe hinaufgehen/herunterkommen

hij is van de trap gevallen

er ist die Treppe heruntergefallen

2. trap (schop):

trap

Tritt m

trap

Fußtritt m

iem een trap nageven übtr

jdm einen Tritt in den Hintern verpassen

vrije trap SPORT

Freistoß m

3. trap (het trappen op de fiets):

trap

Treten nt

4. trap (graad, mate):

trap

Stufe f

trap

Stand m

trap

Niveau nt

een hoge trap van ontwikkeling

ein hoher Entwicklungsstand

een hoge trap van ontwikkeling

eine hohe Entwicklungsstufe

5. trap (stadium):

trap

Stufe f

trap

Niveau nt

de drie trappen van de mystiek

die drei Stufen der Mystik

6. trap (trede):

trap

Stufe f

op de hoogste trap van de maatschappelijke ladder staan übtr

gesellschaftlich ganz weit oben stehen

de trappen van het terras

die Terrassenstufen Pl

7. trap taalk.:

trap

Stufe f

de stellende/vergrotende/overtreffende trap

der Positiv/Komparativ/Superlativ

de trappen van vergelijking

die Steigerungsstufen Pl

8. trap (deel van een raket):

trap

Stufe f

9. trap muz.:

trap (toonsafstand)

Intervall nt

trap (akkoordtrap)

Stufe f

wrap <wrap|s> [rɛp] SUBST m

wrap

Wrap m nt nt

abri <abri|'s> [abri] SUBST m

abri

Wartehäuschen nt

prop <prop|pen> [prɔp] SUBST f

1. prop:

prop (bal van samendrukbaar materiaal)

Ball m

prop (papier)

Kugel f

prop (zacht, wolachtig)

Bausch m

prop (in mond)

Knebel m

ik had een prop in mijn keel

mir war die Kehle zugeschnürt

van papier een prop maken

(ein Blatt) Papier zusammenknüllen

een prop papier

ein zusammengeknülltes Blatt Papier

iem een prop in de mond stoppen

jdn knebeln

een prop watten

ein Wattebausch

2. prop (kort, dik persoon):

prop

Mops m sl

3. prop:

prop (stop, plug)

Pfropfen m

prop (in bloedvat)

Pfropf m

op de proppen komen

auf der Bildfläche erscheinen

met iets op de proppen komen

mit etw herausrücken