Übersetzungen für „eppen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈstep·pen¹ [ˈʃtɛpn̩, ˈst-] VERB intr (tanzen)

steppen

tapdansen

ˈfop·pen [ˈfɔpn̩] VERB trans ugs

foppen

foppen

foppen

bij de neus hebben

ˈHap·pen <Happens, Happen> [ˈhapn̩] SUBST m

1. Happen ugs (Gelegenheit):

Happen

hap

Happen

beet

er wird sich Dat diesen Happen nicht entgehen lassen übtr

hij zal deze gunstige gelegenheid [o. dit buitenkansje] niet aan zijn neus voorbij laten gaan

2. Happen ugs (leckeres Häppchen):

Happen

(lekker) hapje nt

3. Happen ugs (kleine Mahlzeit):

Happen

hapje nt

Happen

tussendoortje nt

ˈkap·pen [ˈkapn̩] VERB trans

1. kappen (durchtrennen):

kappen

doorhakken

kappen

doorsnijden

kappen

kappen

2. kappen (stutzen):

kappen

(af)toppen ook fig.

kappen

snoeien

3. kappen (kastrieren):

kappen

snijden

kappen

castreren

4. kappen (von einem Hahn):

kappen

treden

kappen

bespringen

5. kappen ugs (packen, fassen):

kappen

pakken

kappen

vatten

ˈkip·pen¹ [ˈkɪpn̩] VERB intr

1. kippen (umkippen):

kippen

(om)kiepen

kippen

kantelen

kippen

dompen

kippen

vallen

aus den Latschen kippen

van de sokken gaan

aus den Latschen kippen

steil achteroverslaan

vom Stuhl kippen

van zijn stoel vallen

2. kippen (die Stimme betreffend):

kippen

overslaan

3. kippen SPORT (aus dem Schrägstand umfallen):

kippen

kiepen

ˈLap·pen <Lappens, Lappen> [ˈlapn̩] SUBST m

1. Lappen (Stück Stoff):

Lappen

lap

Lappen

vod nt

Lappen

doek nt

2. Lappen abw ugs (Kleidungsstück, Lumpen):

Lappen

vod nt

Lappen

lor

Lappen

lomp

3. Lappen MED (der Lunge, Leber):

Lappen

kwab

4. Lappen ugs (Geldschein):

Lappen

briefje nt

jdm durch die Lappen gehen

iem ontsnappen

jdm durch die Lappen gehen

iem door de vingers glippen

jdm durch die Lappen gehen

aan iems neus voorbijgaan

ˈpap·pen [ˈpapn̩] VERB trans ugs

pappen

kleven

pappen

plakken

pappen

hechten

ˈtip·pen² [ˈtɪpn̩] VERB intr

1. tippen (kurz anstoßen):

tippen

tikken

tippen

tippen

nur kurz an etw Akk tippen übtr

iets slechts even aanstippen

2. tippen ugs (vorhersagen):

tippen

tippen

tippen

wedden

tippen

gokken

tippen

vermoeden

auf etw Akk tippen

iets denken [o. vermoeden]

ˈWap·pen <Wappens, Wappen> [ˈvapn̩] SUBST nt

Wappen

wapen nt

Wappen

blazoen nt

ˈwip·pen¹ [ˈvɪpn̩] VERB intr

wippen

wippen

ˈzap·pen [ˈzɛpn̩] VERB intr ugs TV

zappen

zappen

zappen

kanaalzwemmen scherts.

ˈnip·pen [ˈnɪpn̩] VERB intr

nippen

nippen ook fig.

am [o. vom ] Wein nippen

van de wijn nippen

ˈRap·pen <Rappens, Rappen> [ˈrapn̩] SUBST m CH FIN

Rappen

rappen

Rappen

centime

ˈtap·pen [ˈtapn̩] VERB intr

1. tappen (schwerfällig gehen):

tappen

(zwaar) stappen

tappen

klossen

2. tappen:

tappen

sich tastend fortbewegen

3. tappen (tasten, fühlen):

tappen

tasten

tappen

op de tast zoeken