Übersetzungen für „roux“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Crux <Crux> [krʊks] SUBST f kein Pl ugs

Crux

crux

Crux

kruis nt

Crux

last

Crux

(lastig) probleem nt

Jux <Juxes, Juxe> [jʊks] SUBST m meist Sg ugs

Jux

grap

Jux

gek(kig)heid

Jux

lol

Jux

gein

aus (lauter) Jux und Tollerei

(enkel en alleen) voor de grap [o. lol] [o. gein]

aus (lauter) Jux und Tollerei

(enkel en alleen) uit gekheid

ich hatte (mir) einen Jux gemacht

ik had een grap [o. grappen] uitgehaald

roh [roː] ADJ

1. roh (nicht gekocht):

roh

rauw

roh

ongekookt

rohe Milch

rauwe [o. niet gekookte] melk

2. roh (nicht bearbeitet):

roh

ruw

roh

niet bewerkt

rohe Felle

ongelooide huiden [o. vellen]

3. roh (nicht fertig):

roh

ruw

roh

niet afgewerkt [o. uitgewerkt]

rohe Entwürfe

ruwe [o. vluchtige] schetsen [o. ontwerpen]

4. roh (brutal):

roh

ruw

roh

grof

roh

bruut

rohe Sitten abw

barbaarse [o. ruwe] zeden

5. roh (Pferd):

roh

(nog) niet bereden [o. getemd]

rot [roːt] ADJ

rot

rood

die Rote Armee

het Rode Leger

rot bis über die Ohren

rood tot in het haar

rot sehen ugs

woedend zijn

rot sehen ugs

zich kwaad maken

rot sein/werden ugs

een kleur hebben/krijgen

rot sein/werden ugs

blozen

rot und blass werden ugs

van kleur verschieten

rot unterlaufen

bloeddoorlopen

rot wählen

op een linkse partij stemmen

roch [rɔx] VERB

roch 3. pers Sg Imperf von riechen¹, riechen², riechen³

Siehe auch: riechen , riechen , riechen

ˈrie·chen³ <roch, gerochen> [ˈriːçn̩] VERB unpers

riechen

ruiken

riechen

stinken

riechen

een geur hebben

ˈrie·chen² <roch, gerochen> [ˈriːçn̩] VERB intr

riechen

ruiken

die Sache riecht faul ugs übtr

er zit een luchtje aan die zaak

du darfst mal (daran) riechen ugs übtr

je mag het alleen eventjes zien

nach einer Sache riechen

naar iets ruiken [o. rieken]

ˈrie·chen¹ <roch, gerochen> [ˈriːçn̩] VERB trans

riechen

ruiken

ich hatte es längst gerochen ugs übtr

ik had het allang door [o. in de gaten]

etw nicht riechen können ugs übtr

iets niet kunnen ruiken

jdn nicht riechen können ugs übtr

iem niet kunnen luchten (of zien)

Lunte riechen ugs

lont ruiken

Lunte riechen ugs

onraad vermoeden

ˈro·sa [ˈroːza] ADJ

1. rosa:

rosa

roze(kleurig)

Box <Box, Boxen> [bɔks] SUBST f

Box

box

Box (beim Autorennen)

pit

Einsprachige Beispiele (nicht von der PONS Redaktion geprüft)

Deutsch

Nicht Roux zuzuschreiben ist der Amsterdam-Albatros (Diomedea amsterdamensis,,, &, 1983).

de.wikipedia.org