Niederländisch » Deutsch

her·ade·men <herademde, h. herademd> [hɛradəmə(n)] VERB intr

her·ne·men1 <hernam, h. hernomen> [hɛrnemə(n)] VERB trans (herwinnen)

her·noe·men <hernoemde, h. hernoemd> VERB trans

her·in·ne·ren1 <herinnerde, h. herinnerd> [hɛrɪnərə(n)] VERB trans (doen terugdenken aan)

ver·ade·men <verademde, h. verademd> [vəradəmə(n)] VERB intr

her·ade·ming [hɛradəmɪŋ] SUBST f geen Pl

her·exa·men <herexamen|s> [hɛrɛksamə(n)] SUBST nt

her·vor·men <hervormde, h. hervormd> [hɛrvɔrmə(n)] VERB trans

2. hervormen (tot een betere staat brengen):

her·win·nen1 <herwon zich, h. zich herwonnen> [hɛrwɪnə(n)] VERB wk ww

herwinnen zich herwinnen (zijn kalmte herkrijgen):

her·ken·nen <herkende, h. herkend> [hɛrkɛnə(n)] VERB trans

in·ne·men <nam in, h. ingenomen> [ɪnemə(n)] VERB trans

1. innemen (geneesmiddelen):

3. innemen (veroveren):

4. innemen (vertrouwen, genegenheid winnen):

be·ra·men <beraamde, h. beraamd> [bəramə(n)] VERB trans


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski