Niederländisch » Deutsch

uit·ruk·ken1 <rukte uit, h. uitgerukt> [œytrʏkə(n)] VERB trans (trekkend verwijderen uit)

druk·kend <drukkende, drukkender, drukkendst> [drʏkənt] ADJ

1. drukkend (zware last vormend):

uit·drin·ken <dronk uit, h. uitgedronken> [œydrɪŋkə(n)] VERB trans

uit·deu·ken <deukte uit, h. uitgedeukt> [œydøkə(n)] VERB trans

in·druk·ken <drukte in, h. ingedrukt> [ɪndrʏkə(n)] VERB trans

1. indrukken (verbrijzelen, induwen):

2. indrukken (door drukken als vorm achterlaten):

3. indrukken (door drukken naar binnen brengen):

drücken auf +Akk

uit·druk·ke·lijk <uitdrukkelijke, uitdrukkelijker, uitdrukkelijkst> [œydrʏkələk] ADJ


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski