Niederländisch » Deutsch

in·schrij·ven1 <schreef in, h. ingeschreven> [ɪnsxrɛivə(n)] VERB trans

ver·schrij·ven1 [vərsxrɛɪvə(n)] VERB trans (schrijvend verbruiken)

aan·schrij·ven <schreef aan, h. aangeschreven> [ansxrɛivə(n)] VERB trans

1. aanschrijven (in rekening brengen):

2. aanschrijven (ambtshalve bevelen):

be·schrij·ven <beschreef, h. beschreven> [bəsxrɛivə(n)] VERB trans

1. beschrijven (schrijven op):

3. beschrijven (opsommen):

4. beschrijven (het beloop van een gebogen lijn):

bij·schrij·ven <schreef bij, h. bijgeschreven> [bɛisxrɛivə(n)] VERB trans

2. bijschrijven (bijhouden):

führen

uit·schrij·ven <schreef uit, h. uitgeschreven> [œytsxrɛivə(n)] VERB trans

1. uitschrijven (op schrift uitwerken):

ˈover·schrij·ven <schreef over, h. overgeschreven> [ovərsxrɛivə(n)] VERB trans

1. overschrijven (naar een andere post overbrengen):

neer·schrij·ven <schreef neer, h. neergeschreven> [nersxrɛivə(n)] VERB trans

rond·schrij·ven [rɔntsxrɛivə(n)] SUBST nt geen Pl

ma·chi·ne·schrij·ven [mɑʃinəsxrɛɪvə(n)] VERB alleen inf.

aan·een·schrij·ven <schreef aaneen, h. aaneengeschreven> [anensxrɛivə(n)] VERB trans

om·schrij·ven <omschreef, h. omschreven> [ɔmsxrɛivə(n)] VERB trans

op·schrij·ven <schreef op, h. opgeschreven> [ɔpsxrɛivə(n)] VERB trans

toe·schrij·ven <schreef toe, h. toegeschreven> [tusxrɛivə(n)] VERB trans

1. toeschrijven (wijten aan):

door·schrij·ven2 <schreef door, h. doorgeschreven> [dorsxrɛɪvə(n)] VERB intr (voortgaan met schrijven)

voor·schrij·ven <schreef voor, h. voorgeschreven> [vorsxrɛivə(n)] VERB trans

2. voorschrijven (als voorbeeld schrijven):

on·der·schrij·ven <onderschreef, h. onderschreven> [ɔndərsxrɛivə(n)] VERB trans

2. onderschrijven (ondertekenen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski