Deutsch » Niederländisch

Übersetzungen für „woonst“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

Ergebnis-Übersicht

sonst: Adverb
um·ˈsonst: Adverb
Ernst: Nomen
Dunst: Nomen
einst: Adverb
ernst: Adjektiv und Adverb
Gunst: Nomen
Kunst: Nomen
Wanst: Nomen
Brunst: Nomen
Dienst: Nomen
wo·von: Adverb

Meintest du vielleicht: sonst , umsonst , wovon , Dienst , Brunst , Wanst , Kunst , Gunst , ernst , einst , Dunst und Ernst

sonst [zɔnst] ADV

1. sonst (anders, andernfalls):

eine Fliege oder sonst ein Insekt

een vlieg of een ander insect

man könnte meinen, er ist sonst jd [o. wer ] ugs

je zou gaan denken dat hij heel wat [o. ik-weet-niet-wat] [o. iets bijzonders] is

wir kommen sonst mal vorbei

we komen wel (op) een andere keer langs

wie könnte es auch sonst sein?

hoe kan [o. kon] het ook anders?

sonst was ugs

iets anders [o. dergelijks]

sonst was ugs

(nog) van alles

sonst was ugs

sonst was ugs

sonst wie ugs

sonst wie ugs

sonst wie ugs

sonst wie ugs

iets bijzonders

sonst wo ugs

sonst wo ugs

sonst wo ugs

sonst wo ugs

sonst wohin ugs

ergens anders heen

sonst wohin ugs

waar dan ook (heen)

2. sonst (außerdem):

nog

sonst noch (et)was? ugs (im Laden, Geschäft)

anders nog iets?

sonst noch (et)was? ugs (im Laden, Geschäft)

hast du sonst noch Fragen?

heb je verder nog vragen?

3. sonst (früher):

(zo)als vroeger

um·ˈsonst [ʊmˈzɔnst] ADV

1. umsonst (gratis):

2. umsonst (vergebens):

umsonst ist der Tod (und der kostet das Leben) Sprichw

voor niets gaat de zon op

Ernst <Ernstes> [ɛrnst] SUBST m kein Pl

ernst

das ist nicht Ihr Ernst!

dat meent u niet!

meent u dat echt?

dat is geen grapje!

tierischer Ernst

volkomen gebrek aan humor

Dunst <Dunst(e)s, Dünste> [dʊnst] SUBST m

1. Dunst (Dampf):

damp

nevel

jdm blauen Dunst vormachen ugs

iem iets op de mouw spelden [o. een rad voor de ogen draaien]

sich in (blauen) Dunst auflösen

keinen (blassen) Dunst von etw haben

ergens geen flauw benul [o. idee] van hebben

2. Dunst (Ausdünstung):

damp

wasem

3. Dunst (Geruch):

walm

stank

4. Dunst MILIT kein Pl:

Dunst kriegen

beschoten worden

einst [ ͜ainst] ADV

1. einst (früher):

eens

ooit

2. einst geh (in Zukunft):

eens

ernst [ɛrnst] ADJ

ernste Absichten

serieuze bedoelingen

jdn ernst nehmen

iem au sérieux nemen

jdn ernst nehmen

iem voor vol aanzien

es steht ernst um den Kranken

de toestand van de zieke is ernstig

es wird ernst

het wordt menens

Gunst <Gunst> [gʊnst] SUBST f kein Pl (Wohlwollen)

gunst

nach Gunst urteilen

partijdig [o. vooringenomen] oordelen

die Gunst des Schicksals

het gelukkige toeval

die Gunst des Schicksals

die Gunst der Umstände (günstige Konstellation)

de gunstige gelegenheid

zu meinen Gunsten

te mijnen gunste

zu meinen Gunsten

in mijn voordeel

Kunst <Kunst, Künste> [kʊnst, ˈkʏnstə] SUBST f

1. Kunst:

kunst

Kunst (Kunstzweig)

Kunst (Kunstform)

die Akademie der Künste

de Academie voor Schone Kunsten

eine brotlose Kunst

een brodeloze kunst

eine brotlose Kunst übtr

een onnutte bezigheid

die darstellende Kunst

de toneel- en danskunst

2. Kunst (Kunstwerke) kein Pl:

Kunst sammeln

kunstwerken verzamelen

3. Kunst (Können, Fähigkeit):

kunst

kunde

die ärztliche Kunst

das ist Kunst! ugs

das ist Kunst! ugs

zoiets moet je geleerd hebben!

da hilft keine Kunst mehr

er is geen helpen meer aan

das ist keine Kunst ugs

daar is geen kunst aan

Kunst kommt von können iron übtr

geen kunst zonder talent

was macht die Kunst? ugs übtr

hoe staan de zaken?

da bin ich mit meiner Kunst am [o. zu] Ende

nu ben ik ten einde raad

die Schwarze [o. schwarze] Kunst

de zwarte kunst

die Schwarze [o. schwarze] Kunst veraltet

de boekdrukkunst

4. Kunst (Imitation):

kunst

zufrieden sein ist eine Kunst Sprichw

tevreden zijn is grote kunst

Wanst <Wanst(e)s, Wänste> [vanst, ˈvɛnstə] SUBST m

1. Wanst ugs abw:

pens

sich Dat den Wanst vollschlagen

2. Wanst ugs abw:

Brunst <Brunst, Brünste> [brʊnst] SUBST f

Dienst <Dienst(e)s, Dienste> [diːnst] SUBST m

1. Dienst (berufliche Tätigkeit):

baan

außer Dienst

außer Dienst

außer Dienst

jdm den Dienst aufkündigen

2. Dienst (unterstützende Tätigkeit):

hulp

Dienst am Kunden

jdm gute Dienste erweisen [o. leisten ] [o. tun ]

iem goede diensten bewijzen

jdm den Dienst versagen

jdm den Dienst versagen

het laten afweten

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

iem van dienst zijn

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

tot iems dienst staan

3. Dienst (Amt):

dienst(tak)afdeling

beheer nt

dem gehobenen/mittleren Dienst angehören

tot het hoger personeel/tot het middenkader behoren

4. Dienst (Arbeitszeit) kein Pl:

dienst ook fig.

werk nt

Dienst habend [o. tuend ]

Dienst habend [o. tuend ]

Dienst nach Vorschrift machen

een stiptheidsactie houden [o. voeren]

Offizier vom Dienst

dienstdoend officier

Dienst ist Dienst und Schnaps ist Schnaps Sprichw

≈ dienst gaat voor het meisje

wo·von [voˈfɔn, ˈvoːfɔn] ADV (durch welchen Umstand, von welchem Gegenstand, von welcher Sache)

etw, wovon er nichts weiß

iets waar hij niets van weet

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Deutsch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski