Niederländisch » Deutsch

ver·grui·zen1 <vergruisde, h. vergruisd> [vərɣrœyzə(n)] VERB trans (tot gruis maken)

ver·gro·ten1 <vergrootte, h. vergroot> [vərɣrotə(n)] VERB trans

ver·gun·nen <vergunde, h. vergund> [vərɣʏnə(n)] VERB trans

meer·gra·nen-

meergranen-
Mehrkorn-

er·ge·ren1 <ergerde, h. geërgerd> [ɛrɣərə(n)] VERB trans (aanstoot geven)

dreu·nen <dreunde, h. gedreund> [drønə(n)] VERB intr

kreu·nen <kreunde, h. gekreund> [krønə(n)] VERB intr

op·dreu·nen <dreunde op, h. opgedreund> [ɔbdrønə(n)] VERB trans

on·der·steu·nen <ondersteunde, h. ondersteund> [ɔndərstønə(n)] VERB trans

1. ondersteunen (steunen tegen instorten):

2. ondersteunen (vasthouden):

3. ondersteunen (helpen, bijstaan):

4. ondersteunen (een voorstel, verzoek e.d.):

er·gens [ɛrɣəns] ADV

er·ger·nis <ergernis|sen> [ɛrɣərnɪs] SUBST f

2. ergernis (aanleiding):

beu·nen <beunde, h. gebeund> [bønə(n)] VERB intr

1. beunen (knoeien):

2. beunen (zwartwerken):

leu·nen <leunde, h. geleund> [lønə(n)] VERB intr

2. leunen (in schuine houding):

sich lehnen an +Akk
lehnen an +Dat

kleu·nen <kleunde, h. gekleund> [klønə(n)] VERB intr

1. kleunen (harde slagen geven):

2. kleunen (vechten):

run·nen <runde, h. gerund> [rʏnə(n)] VERB trans

berg·re·de SUBST f geen Pl

ko·per·groen [kopərɣrun] SUBST nt geen Pl (oxidatielaag)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski