Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „oprekken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

op·trek·ken: Verb
op·ruk·ken: Verb
om·trek·ken: Verb
strek·ken: Verb
ont·trek·ken: Verb
vol·trek·ken: Verb
los·trek·ken: Verb
af·trek·ken: Verb
be·trek·ken: Verb
in·trek·ken: Verb
uit·rek·ken: Verb
na·trek·ken: Verb
ver·rek·ken: Verb

Meintest du vielleicht: optrekken , oprukken , omtrekken , strekken , lostrekken , voltrekken , onttrekken , verrekken , natrekken , uitrekken , intrekken , betrekken und aftrekken

op·trek·ken¹ <trok op, i. opgetrokken> [ɔptrɛkə(n)] VERB intr

1. optrekken (zich begeven):

hij trok dezelfde kant op

er schlug dieselbe Richtung ein

2. optrekken AUTO:

3. optrekken mil.:

4. optrekken (zich bezighouden met):

sich beschäftigen

optrekken met de patiënten

mit den Patienten umgehen

5. optrekken (omhoog stijgen):

de mist trekt op

der Nebel lichtet sich

op·ruk·ken <rukte op, i. opgerukt> [ɔprʏkə(n)] VERB intr

oprukken mil., SPORT

om·trek·ken <trok om, h. omgetrokken> [ɔmtrɛkə(n)] VERB trans

een omtrekkende beweging maken

strek·ken¹ <strekte, h. gestrekt> [strɛkə(n)] VERB trans (in lengterichting brengen)

zijn armen strekken

die Arme strecken

even de benen strekken

sich Dat mal die Beine vertreten

zich strekken

sich hinstrecken [o. ausstrecken]

ont·trek·ken¹ <onttrok zich, h. zich onttrokken> [ɔntrɛkə(n)] VERB wk ww

onttrekken zich onttrekken (van zich afschuiven):

sich entziehen +Dat

sich drücken vor +Dat

zich onttrekken aan zijn verplichtingen

sich seinen Verpflichtungen entziehen

vol·trek·ken¹ <voltrok, h. voltrokken> [vɔltrɛkə(n)] VERB trans

voltrekken (ten uitvoer brengen)

voltrekken jur.

een huwelijk voltrekken

eine Trauung vollziehen

los·trek·ken <trok los, h. losgetrokken> [lɔstrɛkə(n)] VERB trans

1. lostrekken (losmaken):

de dekens lostrekken

die Decken herausziehen

2. lostrekken (openen):

af·trek·ken <trok af, h. afgetrokken> [ɑftrɛkə(n)] VERB trans

1. aftrekken wisk.:

2. aftrekken (afschieten):

3. aftrekken:

aftrekken (af-, inhouden; door trekken verwijderen)

aftrekken (fiscaal)

aftrekken (voorarrest)

aftrekken (omlaag)

zijn ogen van iem/iets aftrekken

seine Augen von jdm/etw abwenden

een bedrag van de belasting aftrekken

einen Betrag von der Steuer absetzen

een jongen van een schutting aftrekken

einen Jungen von einem Zaun herunterziehen

be·trek·ken² <betrok, h. betrokken> [bətrɛkə(n)] VERB trans

1. betrekken (erbij halen):

betrokken zijn bij

beteiligt sein an +Dat

iem bij een gesprek betrekken

jdn in ein Gespräch einbeziehen

2. betrekken (zich vestigen in):

(ein)ziehen in +Akk

3. betrekken (kopen bij):

ik was erbij betrokken

ich hatte damit zu tun

iem in iets betrekken

jdn in etw Akk hineinziehen

in·trek·ken² <trok in, h. ingetrokken> [ɪntrɛkə(n)] VERB trans

1. intrekken (achteruit, naar binnen brengen):

zijn benen intrekken

die Beine einziehen

het landingsgestel intrekken

das Fahrgestell einfahren

2. intrekken:

intrekken (terugnemen)

intrekken (terugnemen)

intrekken (afschaffen)

intrekken (wet, maatregel)

intrekken (inhouden, afpakken)

zijn kandidatuur intrekken

seine Kandidatur zurückziehen

iems rijbewijs intrekken

jdm den Führerschein entziehen

de verloven intrekken mil.

eine Urlaubssperre verhängen

een voorstel/aanklacht intrekken

einen Vorschlag/eine Anklage zurücknehmen

3. intrekken (binnen een ruimte trekken):

einziehen in +Akk

4. intrekken ((vocht) in zich opnemen):

uit·rek·ken¹ <rekte uit, h. uitgerekt> [œytrɛkə(n)] VERB trans

uitrekken (langer, breder maken)

uitrekken (mens, dier)

zich uitrekken

na·trek·ken¹ <trok na, h. nagetrokken> [natrɛkə(n)] VERB trans

1. natrekken (overtrekken):

een tekening natrekken

eine Zeichnung abpausen

2. natrekken (controleren):

nachgehen +Dat

een zaak natrekken

einer Sache nachgehen

ver·rek·ken¹ <verrekte, i. verrekt> [vərɛkə(n)] VERB intr

1. verrekken (sterven):

je kunt verrekken! übtr

leck mich am Arsch!

verrekken van de kou übtr

vor Kälte verrecken

Wendungen:

het kan me niets verrekken (verdommen)

es ist mir scheißegal

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski