Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „verradelijk“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

ver·ra·der·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·ma·ke·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·stan·de·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·ruk·ke·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·moe·de·lijk: Adverb
ver·lei·de·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·gan·ke·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·ge·lijk: Nomen
ver·der·fe·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·lok·ke·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·ach·te·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·wer·pe·lijk: Adjektiv und Adverb
ver·ra·den: Verb
ver·ra·der: Nomen
da·de·lijk: Adjektiv und Adverb
sma·de·lijk: Adjektiv und Adverb
scha·de·lijk: Adjektiv und Adverb
ze·de·lijk: Adjektiv und Adverb
or·de·lijk: Adjektiv und Adverb
re·de·lijk: Adjektiv und Adverb

Meintest du vielleicht: verraderlijk , vermakelijk , verstandelijk , vergankelijk , verleidelijk , vermoedelijk , verrukkelijk , vergelijk , verwerpelijk , verachtelijk , verlokkelijk , verderfelijk , redelijk , ordelijk , zedelijk , schadelijk , smadelijk , dadelijk , verrader und verraden

ver·ra·der·lijk <verraderlijke, verraderlijker, verraderlijkst> [vəradərlək] ADJ

verraderlijk

verraderlijk (gevaarlijk)

een verraderlijke bocht

eine tückische Kurve

ver·ma·ke·lijk <vermakelijke, vermakelijker, vermakelijkst> [vərmakələk] ADJ

vermakelijk

vermakelijk

ver·stan·de·lijk <verstandelijke, verstandelijker, verstandelijkst> [vərstɑndələk] ADJ

verstandelijk

verstandesmäßig

verstandelijk

verstandelijk

intellektuell form

iets verstandelijk beredeneren

etw Akk etw rational begründen

de verstandelijke vermogens

die geistigen Fähigkeiten

ver·ruk·ke·lijk <verrukkelijke, verrukkelijker, verrukkelijkst> [vərʏkələk] ADJ

verrukkelijk

verrukkelijk (erg lekker)

verrukkelijke aardbeien

herrliche Erdbeeren Pl

ver·moe·de·lijk² [vərmudələk] ADV

vermoedelijk

vermoedelijk (waarschijnlijk)

voraussichtlich

ver·lei·de·lijk <verleidelijke, verleidelijker, verleidelijkst> [vərlɛidələk] ADJ

ver·gan·ke·lijk <vergankelijke, vergankelijker, vergankelijkst> [vərɣɑŋkələk] ADJ

vergankelijk

ver·ge·lijk <vergelijk|en> [vɛrɣəlɛik] SUBST nt

1. vergelijk:

vergelijk (overeenkomst)

vergelijk (compromis)

tot een vergelijk komen

zu einem Kompromiss gelangen

2. vergelijk jur.:

een vergelijk treffen

einen Vergleich schließen [o. treffen]

3. vergelijk (het vergelijken):

dat is geen vergelijk

das ist doch gar kein Vergleich

ver·der·fe·lijk <verderfelijke, verderfelijker, verderfelijkst> [vərdɛrfələk] ADJ

verderfelijk

verderfelijk (noodlottig)

verhängnisvoll

ver·lok·ke·lijk [vərlɔkələk] ADJ

verlokkelijk

ver·ach·te·lijk <verachtelijke, verachtelijker, verachtelijkst> [vərɑxtələk] ADJ

verachtelijk

verachtelijke blikken

verächtliche Blicke Pl

ver·wer·pe·lijk <verwerpelijke, verwerpelijker, verwerpelijkst> [vərwɛrpələk] ADJ

verwerpelijk

ver·ra·den <verried/verraadde, h. verraden> [vəradə(n)] VERB trans

uw stem verraadt u

Ihre Stimme verrät Sie

ver·ra·der <verrader|s> [vəradər] SUBST m

da·de·lijk¹ [dadələk] ADJ

1. dadelijk (onmiddellijk):

2. dadelijk (daadwerkelijk):

sma·de·lijk <smadelijke, smadelijker, smadelijkst> [smadələk] ADJ

scha·de·lijk <schadelijke, schadelijker, schadelijkst> [sxadələk] ADJ

1. schadelijk:

schadelijk (schade doend)

schadelijk (nadelig)

schadelijke dieren [o. planten ]

schadelijke dieren [o. planten ] dierk.

tierische Schädlinge

schadelijke dieren [o. planten ] dierk.

schädliche Tiere

schadelijke dieren [o. planten ] plantk.

pflanzliche Schädlinge

een schadelijke invloed op iets/iem hebben

eine schädliche Wirkung auf etw/jdn haben

de bestrijding van schadelijke planten [o. dieren ]

die Schädlingsbekämpfung

de schadelijke stof

schadelijk voor het milieu

umweltschädlich

roken is schadelijk voor de gezondheid

Rauchen ist schadet der Gesundheit

schadelijk zijn voor de gezondheid van iem

schädlich für jds Gesundheit sein

2. schadelijk (onvoordelig):

ze·de·lijk <zedelijke, zedelijker, zedelijkst> [zedələk] ADJ

1. zedelijk (moreel):

de zedelijke beginselen

die Moralprinzipien Pl

het zedelijk verval

der sittliche Verfall

2. zedelijk (deugdzaam):

een zedelijk leven leiden

ein sittliches Leben führen

or·de·lijk <ordelijke, ordelijker, ordelijkst> [ɔrdələk] ADJ

1. ordelijk (gerangschikt):

2. ordelijk (geregeld):

een ordelijk leven leiden

in geordneten Verhältnissen leben

3. ordelijk (netjes):

ordnungsliebend

re·de·lijk¹ <redelijke, redelijker, redelijkst> [redələk] ADJ

1. redelijk (met rede begaafd):

de mens is een redelijk wezen

der Mensch ist ein vernunftbegabtes Wesen

2. redelijk (rationeel):

3. redelijk (geldsom, straf: rechtvaardig):

binnen redelijke grenzen

in vertretbaren Grenzen

een redelijke prijs

ein angemessener Preis

4. redelijk (vrij goed):

dat geeft een redelijk bestaan

damit kann man einigermaßen auskommen

5. redelijk (behoorlijk):

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski