Niederländisch » Deutsch

kwa·tong <kwatong|en> [kwatɔŋ] SUBST f belg

wrong1 <wrong|en> [vrɔŋ] SUBST m

1. wrong (knoet):

Knoten m
wrong ugs
Dutt m

2. wrong (tulband):

Turban m

3. wrong (torsie):

Wulst m

sa·rong <sarong|s> [sarɔŋ] SUBST m

wang <wang|en> [wɑŋ] SUBST f

2. wang (zijwand, zijkant):

Wange f

kwa·jon·gen <kwajongen|s> [kwajɔŋə(n)] SUBST m

1. kwajongen (deugniet):

Bengel m
Schelm m

2. kwajongen (snotneus):

Bengel m

jong1 <jong|en> [jɔŋ] SUBST nt

1. jong (pasgeboren dier):

Junge(s) nt

2. jong (jongen, meisje):

Kleine(r) m

wa·gon <wagon|s> [waɣɔn] SUBST m (spoorwagen)

ba·jo·net <bajonet|ten> [bajonɛt] SUBST f

wal·ging [wɑlɣɪŋ] SUBST f geen Pl

drong VERB

drong 3. Pers Sg Imperf van dringen¹, dringen²

Siehe auch: dringen , dringen

drin·gen2 <drong, h./i. gedrongen> [drɪŋə(n)] VERB intr

2. dringen (voorwaartse druk uitoefenen):

dringen ugs

drin·gen1 <drong, h. gedrongen> [drɪŋə(n)] VERB trans

dwong VERB

dwong 3. Pers Sg Imperf van dwingen

Siehe auch: dwingen

dwin·gen <dwong, h. gedwongen> [dwɪŋə(n)] VERB trans

2. dwingen (met geweld brengen in):

sprong1 <sprong|en> [sprɔŋ] SUBST m

3. sprong (vooruitstekend deel):

4. sprong (barst):

Sprung m
Riss m

jon·ge [jɔŋə] INTERJ

piep·jong [pipjɔŋ] ADJ

ma·joor <majoor|s> [major] SUBST m

wan <wan|nen> [wɑn] SUBST f (mand)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski