Übersetzungen für „Ms“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

mms <mms|'en> [ɛmɛmɛs] SUBST m

mms

MMS m

sms SUBST m geen Pl

sms

SMS f

mis¹ <mis|sen> [mɪs] SUBST f

mis

Messe f

de mis doen [o. opdragen ]

die Messe halten

een mis voor de overledene(n)

eine Seelenmesse

een mis voor de overledene(n)

eine Totenmesse

mes <mes|sen> [mɛs] SUBST nt

mes

Messer nt

het mes in de begroting zetten

den Etat (drastisch) kürzen

onder het mes gaan (operatie)

unters Messer müssen ugs

onder het mes gaan übtr

dran glauben müssen ugs

de rug van een mes

der Messerrücken

het heft van een mes

der Messergriff

zijn mes snijdt aan twee kanten übtr

er zieht doppelt Nutzen

met mes en vork eten

mit Messer und Gabel essen

iem het mes op de keel zetten

jdm das Messer an die Kehle setzen

onderhandelen met het mes op tafel

beim Verhandeln eine unnachgiebige Haltung einnehmen

mos <mos|sen> [mɔs] SUBST nt

mos

Moos nt

met mos begroeid

moosbewachsen

mts [ɛmteɛs] SUBST f geen Pl

mts

technische Fachoberschule f

mus <mus|sen> [mʏs] SUBST f

mus

Spatz m

mus

Sperling m

iem blij maken met een dode mus übtr

jdn mit leeren Versprechungen abspeisen

mams [mɑms] SUBST f geen Pl ugs

mams

Mami f ugs

mams

Mutti f ugs

mams

Mama f ugs

soms [sɔms] ADV

1. soms (weleens):

soms

gelegentlich

soms

manchmal

soms

mitunter

soms

zuweilen form

soms

bisweilen form

het gebeurt soms dat …

es geschieht manchmal [o. gelegentlich] , dass …

2. soms (in enkele gevallen):

soms

manchmal

de bloemen van deze plant zijn wit, soms echter roze

die Blüten dieser Pflanze sind weiß, manchmal aber rosa

3. soms (misschien):

soms

vielleicht

soms

etwa

hebt u soms een sigaret voor me?

haben Sie vielleicht eine Zigarette für mich?

mocht zij soms niet thuis komen, dan …

sollte sie etwa nicht nach Hause kommen, dann …

weet je dat soms niet?

weißt du das etwa nicht?

spreek ik soms Chinees?

spreche ich etwa Chinesisch?

gems <gemzen> [ɣɛms] SUBST f

gems

Gämse f

mess <mess|es> [mɛs] SUBST m

mess (vertrek; voor onderofficieren)

Unteroffizierskantine f

mess (voor officieren)

Offizierskasino nt

mess (voor soldaten)

Mannschaftskantine f

mess (op schepen)

Messe f

mais [mɑjs] SUBST m geen Pl

mais

Mais m

gepofte mais

Puffmais

mits [mɪts] KONJ

mits

vorausgesetzt, dass …

mits

unter der Voraussetzung, dass …

maas <mazen> [mas] SUBST f

maas

Masche f

door de mazen van de wet kruipen übtr

durch die Maschen des Gesetzes schlüpfen

mals <malse, malser, malst> [mɑls] ADJ

1. mals:

mals (zacht in de mond)

zart

mals (zacht in de mond)

weich

mals (sappig)

saftig

zo mals als boter

butterweich

het malse gras

das saftige Gras

mals vlees

zarte(s) Fleisch nt

2. mals (zachtzinnig):

mals

mild

zijn oordeel was niet mals

sein Urteil war nicht mild

3. mals (weldadig):

mals

sanft

mals

mild

mals

sacht

malse regen

milde(r) Regen m

mans [mɑns] ADJ

zij is er mans genoeg voor

sie ist Manns genug dafür

hij is heel wat mans

er geht ran wie Blücher ugs

met melk meer mans

die Milch machts

mars¹ <mars|en> [mɑrs] SUBST f

1. mars (tocht):

mars

Marsch m

zich op mars begeven

sich in Marsch setzen

2. mars muz.:

mars

Marsch m

de Radetzky mars

der Radetzkymarsch

hij heeft niet veel in zijn mars übtr

er hat nicht viel auf dem Kasten ugs

mees <mezen> [mes] SUBST f

mees

Meise f

mens¹ <mens|en> [mɛns] SUBST m

1. mens (redelijk wezen):

mens

Mensch m

geen mens

kein Mensch

de grote mensen

die Erwachsenen Pl

de verklaring van de rechten van de mens

die Menschenrechtserklärung

de mens wikt, God beschikt Sprichw

der Mensch denkt, Gott lenkt

de mens leeft niet van brood alleen Sprichw

der Mensch lebt nicht vom Brot allein

een mens zijn lust (zin) is een mens zijn leven Sprichw

des Menschen Wille ist sein Himmelreich

2. mens (personen) Pl:

mens

Menschen Pl

mens

Leute Pl

onder de mensen komen

unter (die) Leute gehen

mensen verwachten

Besuch erwarten

3. mens (medewerkers) Pl:

mens

Leute Pl

daar heeft zij haar mensen voor

dafür hat sie ihre Leute

4. mens (type):

mens

Mensch m

ik ben geen mens om …

ich bin nicht jemand, der …

5. mens (makkers) Pl:

mens

Leute Pl

beste mensen

liebe Leute

moes [mus] SUBST nt geen Pl

1. moes (gerecht):

moes

Mus nt

tot moes laten koken

zu Mus kochen

iem tot moes slaan [o. hakken] übtr

jdn zu Brei [o. Mus] schlagen

2. moes (mengeling):

moes

Brei m