Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „vandoen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

aan·doen: Verb
van·door: Adverb
van·gen: Verb
van·daan: Adverb
in·doen: Verb
af·doen: Verb
na·doen: Verb
ver·doen: Verb
vol·doen: Verb

Meintest du vielleicht: aandoen , voldoen , verdoen , nadoen , afdoen , indoen , vandaan , vangen und vandoor

aan·doen <deed aan, h. aangedaan> [andun] VERB trans

1. aandoen (aantrekken):

iem de boeien aandoen

jdm Handschellen anlegen

doe je jas aan!

zieh deinen Mantel an!

sieraden aandoen

Schmuck anlegen

2. aandoen (berokkenen):

antun

dat kun je haar niet aandoen!

das kannst du ihr nicht antun!

iem een proces aandoen

einen Prozess gegen jdn anstrengen

3. aandoen (een indruk geven):

modern aandoend

modern anmutend

4. aandoen:

aandoen (bezoeken) scheepv.

aandoen AUTO

aandoen (vliegtuig)

een café aandoen

eine Kneipe besuchen

5. aandoen (in werking stellen):

van·door [vɑndor] ADV

hij is er vandoor

er ist auf und davon

ik moet er weer vandoor

ich muss wieder gehen

ik moet er weer vandoor

ich muss wieder los ugs

hij is er met een ander vandoor

er ist mit einer anderen davongelaufen

er vandoor gaan (snel weglopen)

er vandoor gaan (stilletjes wegsluipen)

sich davonmachen ugs

er met de kas vandoor gaan

mit der Kasse durchbrennen ugs

van·gen <ving, h. gevangen> [vɑŋə(n)] VERB trans

1. vangen:

vangen (grijpen)

vangen (snel te pakken krijgen)

2. vangen (opvangen):

een bal vangen

einen Ball fangen

iems blik vangen

jds Blicke auf sich Akk ziehen

3. vangen ugs (beetnemen):

4. vangen ugs (verdienen):

van·daan [vɑndan] ADV

1. vandaan (weg van):

weg

fort

blijf daar vandaan!

geh da weg!

2. vandaan (uit):

kom uit die kast vandaan!

komm aus dem Schrank heraus!

3. vandaan (plaats van herkomst):

her

ergens vandaan

waar haalt hij het vandaan? übtr

wie kommt er bloß darauf?

vijftig euro? waar moet ik dat vandaan halen?

fünfzig Euro? wo soll ich die [o. das] hernehmen?

waar heb je dat vandaan?

wo hast du das her?

het komt hier vandaan

es kommt von hier

hier vandaan is het niet te zien

von hier aus kann man es nicht sehen

ik kom er net vandaan

ich komme gerade von dort

4. vandaan (verwijderd):

weg

in·doen <deed in, h. ingedaan> [ɪndun] VERB trans

af·doen <deed af, h. afgedaan> [ɑvdun] VERB trans

1. afdoen:

afdoen (afleggen)

afdoen (hoofddeksel)

zijn ceintuur afdoen

den Gürtel ablegen

2. afdoen (wegnemen):

zijn armoede deed niets af aan zijn waardigheid übtr

seine Armut änderte nichts an seiner Würde

iets van de prijs afdoen

etw vom Preis nachlassen

dat doet er niets toe of af

das ändert nichts an der Sache

3. afdoen (schoonmaken):

meubelen afdoen

Möbel abstauben

4. afdoen (ten einde brengen):

iets als onzin afdoen

etw als Blödsinn abtun

iets afdoen met een lachertje

etw mit einem Lächeln abtun

van afdoen houden

≈ etw gern zügig erledigen

een afgedane zaak

eine abgeschlossene Sache

afgedaan hebben (zaken)

ausgedient haben

afgedaan hebben (personen)

zum alten Eisen gehören

afgedaan hebben (vertrouwen)

bei jdm verspielt haben

5. afdoen (betalen):

de helft van een schuld afdoen

die Hälfte einer Schuld abtragen

een zaak afdoen

≈ eine Forderung erfüllen

voor mij heeft hij afgedaan übtr

wir sind fertig miteinander

voor mij heeft hij afgedaan ugs

er ist für mich abgetan

6. afdoen (beslissen):

na·doen <deed na, h. nagedaan> [nadun] VERB trans

1. nadoen (imiteren):

dat doe je mij niet na

das machst du mir nicht so leicht nach

2. nadoen (in stem, gebaren nabootsen):

ver·doen <verdeed, h. verdaan> [vərdun] VERB trans

ik zit hier mijn tijd te verdoen

ich vertue hier meine Zeit

vol·doen¹ <voldeed, h. voldaan> [vɔldun] VERB intr

1. voldoen (geheel beantwoorden):

erfüllen +Akk

gerecht werden +Dat

aan de wet voldoen

das Gesetz erfüllen

aan de vraag voldoen

die Nachfrage decken [o. befriedigen]

aan een verzoek voldoen

einer Bitte Dat entsprechen

aan een voorwaarde voldoen

eine Bedingung erfüllen

aan alle veiligheidseisen voldoen

allen Sicherheitsvorschriften gerecht werden

2. voldoen (beantwoorden aan de verwachting, eis):

den Erwartungen [o. Anforderungen] entsprechen

deze methode voldoet niet

diese Methode entspricht nicht den Erwartungen [o. Anforderungen]

dit middel voldoet heel goed

dieses Mittel bewährt sich sehr gut

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski