Niederländisch » Deutsch

vo·re SUBST f

vore → voor

Siehe auch: voor , voor , voor , voor , voor

voor5 [vor] KONJ

voor4 [vor] PRÄP

3. voor (vroeger dan):

vor +Dat

5. voor (ten aanzien van):

vor +Dat
um +Akk

9. voor (in de plaats van):

voor2 <voor|s> [vor] SUBST nt (wat ten gunste van iets pleit)

voor1 <voren> [vor] SUBST f (ploegsnede)

voer2 VERB

voer 3. Pers Sg Imperf van varen², varen³

Siehe auch: varen , varen , varen

va·ren3 <voer, h. gevaren> [varə(n)] VERB trans (per schip vervoeren)

va·ren1 <varen|s> [varə(n)] SUBST f

voet <voet|en> [vut] SUBST m

1. voet (lichaamsdeel):

Fuß m
op staande voet übtr

2. voet (onderste gedeelte):

Fuß m

3. voet (versvoet):

Fuß m

5. voet (deel van een kous):

Fuß m

6. voet (afdruksel):

7. voet (lengtemaat):

Fuß m

voor1 <voren> [vor] SUBST f (ploegsnede)

voos <voze, vozer, voost> [vos] ADJ

1. voos (zonder stevig vlees):

2. voos (zonder innerlijke kracht):

3. voos (bedorven):

vod <vod|den> [vɔt] SUBST nt of m of f

vol <volle, voller, volst> [vɔl] ADJ

2. vol (geluiden):

vol

vol.

1. vol.:

vol.
vol.

2. vol.:

vol.
Volumen nt

Siehe auch: volume

vo·lu·me <volume|n, volume|s> [volymə] SUBST nt

1. volume (inhoud, hoeveelheid):

Volumen nt

2. volume (sterkte van geluid):

volk <volk|en, volk|eren> [vɔlk] SUBST nt

1. volk (gemeenschap van verwante bewoners):

Volk nt

2. volk (bewoners van een landstreek):

Volk nt
Leute Pl

3. volk (de onderdanen):

Volk nt

4. volk (lagere sociale klasse):

Volk nt

5. volk (menigte):

Volk nt
Leute Pl

6. volk (slag van mensen):

Volk nt
Leute Pl

7. volk (bezoek):

Leute Pl
volk!
hallo! (ist da jd?)

volt <volt|s> [vɔlt] SUBST m

Volt nt

vonk <vonk|en> [vɔŋk] SUBST f

vond VERB

vond 3. Pers Sg Imperf van vinden

Siehe auch: vinden

vin·den <vond, h. gevonden> [vɪndə(n)] VERB trans

3. vinden (bedenken, uitdenken):

vouw <vouw|en> [vɑu] SUBST f

ace <ace|s> [es] SUBST f

ace
Ass nt

fa·ce [fɑs]

race <race|s> [res] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski