Niederländisch » Deutsch

vrat VERB

vrat 3. Pers Sg Imperf van vreten², vreten³

Siehe auch: vreten , vreten , vreten

vre·ten3 <vrat, h. gevreten> [vretə(n)] VERB intr (knagen)

vre·ten2 <vrat, h. gevreten> [vretə(n)] VERB trans

1. vreten (personen, dieren):

vre·ten1 [vretə(n)] SUBST nt geen Pl

vr. (vrouwelijk)

vr.
wbl.

vat1 <vat|en> [vɑt] SUBST nt

3. vat (stuk vaatwerk):

vat
Gefäß nt

vet2 <vette, vetter, vetst> [vɛt] ADJ

1. vet (niet mager):

vet
vet
feist abw
fettes Öl nt

2. vet (met veel vet bereid):

vet

3. vet (vruchtbaar):

vet
vet
fette(r) Lehm m

5. vet (met vet verontreinigd):

vet
fettige(s) Haar nt

vree1 SUBST f

vree → vrede

Siehe auch: vrede

vrek <vrek|ken> [vrɛk] SUBST m

vrij1 <vrije, vrijer, vrijst> [vrɛi] ADJ

2. vrij (nog beschikbaar):

5. vrij (gratis):

6. vrij (niet onderhevig aan, ongevoelig voor):

vaat [vat] SUBST f geen Pl

2. vaat (het afwassen):

Spülen nt

vast1 <vaste, vaster, meest vast> [vɑst] ADJ

2. vast (niet gemakkelijk te onderbreken, niet vervloeiend):

vlot1 <vlot|ten> [vlɔt] SUBST nt

Floß nt

volt <volt|s> [vɔlt] SUBST m

Volt nt

vest <vest|en> [vɛst] SUBST nt

vilt [vɪlt] SUBST nt geen Pl

voet <voet|en> [vut] SUBST m

1. voet (lichaamsdeel):

Fuß m
op staande voet übtr

2. voet (onderste gedeelte):

Fuß m

3. voet (versvoet):

Fuß m

5. voet (deel van een kous):

Fuß m

6. voet (afdruksel):

7. voet (lengtemaat):

Fuß m

fort <fort|en> [fɔrt] SUBST nt

Fort nt

gort [ɣɔrt] SUBST m geen Pl

1. gort (gepelde gerst):

Graupen Pl
zo droog als gort übtr

2. gort (gebroken gerst):

3. gort (gerecht):

Graupen Pl

hort <hort|en> [hɔrt] SUBST m

port1 <port|en> [pɔrt] SUBST nt of m (bestelkosten)

Porto nt

hart <hart|en> [hɑrt] SUBST nt

Herz nt

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski