Niederländisch » Deutsch

blie·zen VERB

bliezen 3. Pers Pl Imperf van blazen

Siehe auch: blazen

li·ter <liter|s> [litər] SUBST m

1. liter (inhoudsmaat):

Liter m nt nt

2. liter (maatvat):

Liter m nt nt

lij·nen <lijnde, h. gelijnd> [lɛinə(n)] VERB intr (vermageren)

lik·ken1 <likte, h. gelikt> [lɪkə(n)] VERB trans (tong)

lin·nen1 <linnen|s> [lɪnə(n)] SUBST nt

1. linnen (weefsel):

Leinen nt

2. linnen (linnengoed):

lie·den [lidə(n)] SUBST Pl

lie·pen VERB

liepen 3. Pers Pl Imperf van lopen¹, lopen², lopen³

Siehe auch: lopen , lopen , lopen

lo·pen3 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] VERB intr

10. lopen (blootgesteld worden aan):

11. lopen (geschikt zijn om op, in te lopen):

lo·pen2 <liep, h. gelopen> [lopə(n)] VERB trans (deelnemen aan)

lo·pen1 <liep, h./i. gelopen> [lopə(n)] VERB unpers ww (naderen)

lië·ren <lieerde, h. gelieerd> [lijerə(n)] VERB trans

lie·ten VERB

lieten 3. Pers Pl Imperf van laten¹, laten²

Siehe auch: laten , laten

la·ten1 <liet, h. gelaten> [latə(n)] VERB trans

5. laten (overlaten, achterlaten):

lif·ten <liftte, h./i. gelift> [lɪftə(n)] VERB intr

lig·gen <lag, h. gelegen> [lɪɣə(n)] VERB intr

lij·den1 [lɛidə(n)] SUBST nt geen Pl

lij·men <lijmde, h. gelijmd> [lɛimə(n)] VERB trans

2. lijmen (herstellen):

lijmen übtr

lin·ken <linkte, h. gelinkt> [lɪŋkə(n)] VERB trans

le·zen2 <las, h. gelezen> [lezə(n)] VERB intr (zich laten lezen)


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski